ECLI:NL:RBZWB:2023:2309

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
22-025388 en 22-025389
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoekschriften tot schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv in verband met voorwaardelijk sepot

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die een schadevergoeding vroeg op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoekschriften waren ingediend op 8 november 2022, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek prematuur was, omdat de proeftijd van het voorwaardelijk sepot nog niet was verstreken. De verzoeker, die lijdt aan verschillende psychische aandoeningen, was niet verschenen bij de behandeling van het verzoek. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, stelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, aangezien de proeftijd van het voorwaardelijk sepot nog liep. Mr. A.A.W. den Ouden, de gemachtigd advocaat van de verzoeker, voerde aan dat hij het verzoekschrift te vroeg had ingediend in de veronderstelling dat de proeftijd inmiddels verstreken zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de proeftijd op 7 april 2023 zou eindigen en het verzoek dus te vroeg was ingediend. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-073081-22
rk-nummers: 22-025388 en 22-025389
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 8 november 2022, in de zaak:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.A.W. den Ouden te (5061 KB) Oisterwijk, Schijfstraat 6F.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,00, € 130,00, voor schade wegens overschrijding van de 9-uurstermijn en het onterecht niet in verzekering zijn gesteld;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.482,25, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving voorwaardelijk sepot van 7 oktober 2022 met een proeftijd van 6 maanden;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 21 maart 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. A.A.W. den Ouden als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek nu de proeftijd van het voorwaardelijk sepot nog niet is verstreken en de zaak daarmee nog niet is geëindigd.
Mr. Den Ouden heeft in raadkamer aangevoerd dat hij het verzoekschrift gedagtekend heeft op 8 april 2023 in de verwachting dat hij het pas later getekend van zijn cliënt terug zou krijgen en de proeftijd van het voorwaardelijk sepot verstreken zou zijn op het moment van behandeling van het verzoek en dat de zaak daarmee zou zijn beëindigd. Het tekenen ging echter heel snel en toen heeft hij zich niet meer gerealiseerd dat hij het nog niet in moest sturen. Hij heeft zich niet gerealiseerd dat de behandeling van het verzoek voor de einddatum van de proeftijd zou plaatsvinden. Verzoeker is een kwetsbare man die aan complexe problematiek lijdt, hetgeen in onderliggende strafzaak ook pijnlijk tot uiting komt. Zo kampt verzoeker met OCD (dwangstoornis), depressie, smetvrees en een stoornis in het autismespectrum. Vanwege zijn kwetsbaarheid ziet verzoeker het belang van rechtsbijstand niet in. Een eerder verzoek om toevoeging van een raadsman is afgewezen, omdat verzoeker een te hoog vermogen zou hebben. Gelet op de kwetsbaarheid van verzoeker ziet mr. Den Ouden wel het evidente belang van rechtsbijstand en heeft hij het passend geacht om toch rechtsbijstand te verlenen. De onderliggende strafzaak is voorwaardelijke geseponeerd en op 7 april 2023 zal de zaak zijn beëindigd. Mr. Den Ouden acht gelet op de bijzondere omstandigheden zoals genoemd en het gehele onderliggende feitencomplex gronden van billijkheid aanwezig om in dit specifieke geval de verzochte vergoeding ex artikel 533 en 530 Sv toe te kennen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt op basis van de voorhanden zijnde stukken vast dat de zaak tegen verzoeker op 7 oktober 2022 voorwaardelijk is geseponeerd met een proeftijd van 6 maanden. Dat betekent dat de proeftijd op 7 april 2023 zal eindigen. Volgens vaste jurisprudentie kan verzoeker in geval van een voorwaardelijk sepot niet eerder voor een schadevergoeding ex artikel 530 Sv in aanmerking komen dan nadat de proeftijd is verstreken zonder dat de verzoeker de algemene voorwaarde heeft overtreden. Nu proeftijd thans nog niet is vestreken en de zaak daarmee nog niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, is het verzoek te vroeg ingediend en is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

3.De beslissing

- verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beslissing is op 4 april 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).