ECLI:NL:RBZWB:2023:2308

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
22-024239 en 22-024238
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor ondergane inverzekeringstelling en kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2023 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die in verband met een strafzaak schadevergoeding vroeg. De verzoeker, geboren in 1998, had op 7 juni 2022 een aanhouding ondergaan en was op 8 juni 2022 in verzekering gesteld wegens verdenking van diefstal met braak. Hij werd op 9 juni 2022 heengezonden en later vrijgesproken door de politierechter. De verzoeker vorderde een schadevergoeding van € 260,00 voor immateriële schade door de inverzekeringstelling en € 6.328,62 voor kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft de verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn verzoek toe te lichten, waarbij zijn advocaat, mr. J.J.J. van Rijsbergen, aanwezig was. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte schadevergoeding voor de inverzekeringstelling toewijsbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 260,00 voor de twee dagen die hij in verzekering heeft doorgebracht, conform de LOVS-uitgangspunten. Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van rechtsbijstand, die ook betrekking hadden op de bestudering van specifieke jurisprudentie, als toewijsbaar beschouwd. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeken van de verzoeker toegewezen, met een totale schadevergoeding van € 7.008,62, bestaande uit de vergoeding voor de inverzekeringstelling en de kosten van rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-142614-22
rk-nummers: 22-024239 en 22-024238
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 26 oktober 2022, in de zaak:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.J.J. van Rijsbergen te (4818 SJ) Breda, Parkstraat 10 (postadres: Postbus 4650, 4803 ER Breda).
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 6.328,62, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 12 oktober 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 8 juni 2022 in verzekering is gesteld en op 9 juni 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 21 maart 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. J.J.J. van Rijsbergen als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat dat hij op 7 juni 2022 is aangehouden en op 8 juni 2022 in verzekering is gesteld wegens verdenking van diefstal met braak. Op 9 juni 2022 is verzoeker heengezonden. Bij vonnis van de politierechter is verzoeker vrijgesproken. Verzoeker stelt als gevolg van de twee dagen die hij in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht immateriële schade te hebben geleden en verzoekt daarvoor een vergoeding van € 260,00. Daarnaast stelt verzoeker aanspraak te maken op een vergoeding van
€ 6.328,62, zijnde de kosten voor de aan hem verleende rechtsbijstand in verband met de strafzaak, een en ander te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
Mr. van Rijsbergen heeft in aanvulling op het verzoekschrift in raadkamer aangevoerd dat hij begrijpt dat van advocaten een algemene kenniservaring op hun vakgebied mag worden verwacht. Het ging in dit geval echter om een specifieke en juridisch inhoudelijke materie: de vaststelling van de identiteit van een verdachte. Enkel daarop was de onderliggende strafzaak tegen verzoeker gebaseerd. Die materie valt volgens de advocaat niet onder algemene kennis valt.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding van € 260,00 toewijsbaar is. Ten aanzien van de verzochte vergoeding vanwege kosten rechtsbijstand heeft de officier van justitie zich naar aanleiding van de nadere toelichting door de advocaat in raadkamer op het standpunt gesteld dat deze kosten geheel kunnen worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker is vrijgesproken. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan hem een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij in verzekering heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoeker is op 8 juni 2022 om 17:10 uur in verzekering gesteld op het politiebureau en op 9 juni 2022 om 18:22 uur op last van de officier van justitie in vrijheid gesteld en heengezonden. Dat betekent dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van
2 dagen in verzekering. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau. De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Verzoeker heeft verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 6.328,62, welke kosten ook zien op tijd die in rekening is gebracht voor bestudering van jurisprudentie.
In beginsel mag van specialisten worden verwacht dat zij beschikken over de nodige algemene kennis op hun vakgebied en geen kosten voor bestudering van jurisprudentie in rekening brengen. Gelet op de toelichting door de advocaat in raadkamer en de inhoud van een eerder door de advocaat verstuurde e-mail voor de strafzaak is de rechtbank van oordeel dat er in de onderliggende strafzaak sprake was van een specifieke juridische materie. De kosten die voor bestudering van (specifieke) jurisprudentie in rekening zijn gebracht zijn dan ook toewijsbaar zijn. De in rekening gebracht tijd is ook passend bij de door de advocaat gegeven toelichting en deze komen de rechtbank niet onbillijk voor.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 7.008,62, bestaande uit:
- € 6.328,62 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 7.268,62zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [stichting] , onder vermelding van “
[kenmerk]”.
Deze beslissing is op 4 april 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).