ECLI:NL:RBZWB:2023:2307

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
22-019545 en 22-019546
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor onterecht ondergane inverzekeringstelling en kosten van verzoekschrift

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 22-019545 en 22-019546. De rechtbank behandelde verzoekschriften van een verzoekster die op 21 augustus 2022 was aangehouden wegens openlijke geweldpleging en op 22 augustus 2022 in verzekering was gesteld. De verzoekster stelde aanspraak op een schadevergoeding van € 130,00 voor de onterecht doorgebrachte tijd in verzekering, alsook een vergoeding van € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, stelde dat er geen gronden van billijkheid waren voor toekenning van enige vergoeding, omdat de verzoekster de verdenking aan zichzelf te wijten had.

De rechtbank overwoog dat, hoewel de verzoekster was verdacht van openlijke geweldpleging, de zaak was geseponeerd en dat er geen straf of maatregel was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde vergoedingen toe te kennen. De rechtbank wees het verzoek tot schadevergoeding ex artikel 533 Sv toe voor een bedrag van € 130,00 en het verzoek tot vergoeding van kosten ex artikel 530 Sv voor een bedrag van € 680,00. De totale vergoeding van € 810,00 werd toegewezen aan de verzoekster, die vertegenwoordigd werd door haar advocaat, mr. N. Heijkant. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer:
rk-nummers: 22-019545 en 22-019546
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 2 september 2023, in de zaak:
[verzoekster],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. N. Heijkant te (5104 HP) Dongen, Gasthuisstraat 19.
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,00, € 130,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00, € 340,00, voor vergoeding van de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 22 augustus 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 22 augustus 2022 in verzekering is gesteld en op diezelfde dag in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 21 maart 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. N. Heijkant als gemachtigd advocaat van verzoekster gehoord.
Verzoekster is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat zij op 21 augustus 2022 is aangehouden wegens verdenking van openlijke geweldpleging. Op 22 augustus 2022 is zij daartoe (zonder enige noodzaak) in verzekering gesteld. Diezelfde dag is verzoekster heengezonden met de mededeling dat haar zaak is geseponeerd. Verzoekster stelt aanspraak te maken op een vergoeding van € 130,00 voor de dag die zij onterecht in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek ex artikel 533 Sv dient te worden afgewezen nu er geen gronden van billijkheid zijn voor toekenning van enige vergoeding. Er is sprake van een beleidssepot (gering feit). Tegen verzoekster bestond de verdenking van openlijke geweldpleging. Verzoekster is gefilmd en op het filmpje is te zien dat verzoekster de telefoon uit de handen van een vrouw slaat. Daardoor kan worden gezegd dat verzoekster de verdenking aan zichzelf te wijten heeft gehad en daarmee aanleiding heeft gegeven om haar onderdeel te laten zijn van het opsporingsonderzoek.
Mr. Heijkant heeft in aanvulling op het verzoekschrift aangevoerd dat verzoekster het incident anders ziet. Het betrof een opstootje tussen drie mannen. Eén vrouw is het opstootje gaan filmen. Verzoekster heeft de vrouw verzocht om daarmee te stoppen, waarbij de telefoon van die vrouw uit haar handen is gevallen. Verzoekster en haar man zijn fatsoenlijke mensen en verzoekster heeft ook aangeboden om de schade te vergoeden. De wrijving zit hem er in dat verzoekster naar het politiebureau is gebracht en pas de volgende dag laat in de middag is verhoord. Dit terwijl iedereen op het politiebureau het er over eens was dat verzoekster naar huis kon gaan en dan de volgende dag terug zou komen voor verhoor. Verzoekster had namelijk nog een klein kindje thuis. Om die reden acht verzoekster het redelijk dat aan haar een vergoeding wordt toegekend voor het (onterechte) verblijf op het politiebureau.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het Openbaar Ministerie is op 22 augustus 2022 tot een (beleids)sepot overgegaan, omdat er sprake zou zijn van een gering feit. De rechtbank dient te beoordelen of er gelet op het sepot gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen. Gronden van billijkheid voor toekenning van een vergoeding kunnen ontbreken indien verzoekster de verdenking aan zichzelf te wijten had en heeft gezorgd dat het Openbaar Ministerie dacht dat de zaak tegen haar sterker was dan die daadwerkelijk was.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de jurisprudentie van het EHRM worden afgeleid dat in een verzoekschriftprocedure ex artikel 533 en 530 Sv niet alsnog een oordeel mag worden gegeven over de schuld van verzoekster, omdat dit in strijd is met de onschuldpresumptie.
De rechtbank is op basis van de stukken in het dossier en met name de toelichting van de advocaat in raadkamer van oordeel dat er gronden van billijkheid zijn om de op de voet van artikel 533 en 530 Sv gevraagde vergoeding toe te kennen.
Verzoekster heeft
1 dag in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau. De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 130,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 130,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00, voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 810,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [stichting] , onder vermelding van “
[kenmerk]”.
Deze beslissing is op 4 april 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).