ECLI:NL:RBZWB:2023:2304

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
21-011425
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoekschrift tot vergoeding van kosten ex artikel 530 Sv

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door verzoekster, geboren in 1999, die vertegenwoordigd werd door haar advocaat mr. N. Assouiki. Het verzoek betrof de toekenning van een vergoeding voor gemaakte kosten, waaronder kosten van rechtsbijstand en reiskosten voor een verhoor op het politiebureau. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie het verzoek toewijsbaar achtte, met uitzondering van de reiskosten voor het verhoor op het politiebureau, die niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv vallen. De advocaat van verzoekster heeft aangegeven dat zij instemt met een afdoening zonder zitting.

De rechtbank heeft de gemaakte kosten beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 513,04 voldoende onderbouwd waren en billijk werden geacht. Dit bedrag werd dan ook toegewezen. De reiskosten van € 2,43 voor het verhoor op het politiebureau werden afgewezen, omdat deze kosten niet onder artikel 530 Sv vallen. Daarnaast werd een forfaitair bedrag van € 340,00 toegekend voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift.

In totaal heeft de rechtbank het verzoek tot vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een bedrag van € 853,04, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand en de kosten van het verzoekschrift. De beslissing is genomen door rechter mr. R.J.H. de Brouwer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 april 2023. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoekster hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-151141-21
rk-nummer: 21-011425
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 29 juli 2021, in de zaak:
[verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. N. Assouiki te (5038 VA) Tilburg, Bisschop Zwijsenstraat 25.
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd..

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 513,04, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 2,43, voor vergoeding van reiskosten voor het verhoor op het politiebureau;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 10 juni 2021;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie heeft de schriftelijke reactie aan de advocaat van verzoekster gestuurd. Het Openbaar Ministerie acht het verzoek toewijsbaar, behalve voor de reiskosten voor een verhoor op het politiebureau. Die vallen niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv. In een schriftelijke reactie heeft de advocaat van verzoekster aan de rechtbank laten weten dat verzoekster zich in de conclusie van het Openbaar Ministerie kan vinden en ermee in heeft gestemd dat het verzoek zonder behandeling ter zitting wordt afgedaan.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 513,04is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Verzoekster heeft voorts een bedrag ter hoogte van
€ 2,43verzocht voor reiskosten in verband met een verhoor op het politiebureau. Deze kosten vallen echter buiten de reikwijdte van artikel 530 Sv, zodat de rechtbank deze verzochte vergoeding zal afwijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 853,04, bestaande uit:
- € 513,04 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 340,00 aan kosten verbonden aan de indiening en opstelling van het verzoekschrift;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 853,04zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name [stichting] , onder vermelding van “
[kenmerk]”.
Deze beslissing is op 4 april 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).