Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. S. Aarts te (3035 ED) Rotterdam, Noordplein 211.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.
1.De procedure
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- de kennisgeving sepot van 9 mei 2022;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 6 februari 2021 in verzekering is gesteld en op 25 maart 2021 in vrijheid is gesteld;
- de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
2.De beoordeling
48 dagen in verzekering en voorlopige hechtenisdoorgebracht, waarvan 3 op het politiebureau in het kader van de inverzekeringstelling en 45 dagen in het Huis van Bewaring (waarvan 7 dagen met beperkingen) in het kader van de voorlopige hechtenis. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
€ 5.100,00.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 5.100,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
€ 5.780,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [stichting] , onder vermelding van “
[kenmerk]”