ECLI:NL:RBZWB:2023:2260

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3413
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verplichting tot inleveren van inkomstenverklaringen door bijstandsontvanger met zelfstandige activiteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een bijstandsontvanger, eiseres, en het dagelijks bestuur van het Werkplein Hart van West-Brabant, verweerder. Eiseres ontving een bijstandsuitkering en werd door het Werkplein verplicht om vanaf februari 2021 inkomstenverklaringen in te leveren in verband met haar zelfstandige activiteiten als kapster in het buitenland. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze verplichting, maar het Werkplein verklaarde haar bezwaren ongegrond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet alle opgevraagde gegevens heeft ingeleverd, maar heeft het Werkplein het voordeel van de twijfel gegeven. Eiseres stelde dat zij ten onrechte niet als zelfstandige was aangemerkt onder het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) en dat het Werkplein rekening had moeten houden met haar verwervingskosten. De rechtbank oordeelde dat de verplichting om inkomstenverklaringen in te leveren geen onrechtmatige beslissing was, aangezien het bestreden besluit enkel betrekking had op deze verplichting en niet op de hoogte van de bijstandsuitkering.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3413 PW

uitspraak van 4 april 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] (eiseres), te [plaatsnaam] ,

gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen,
en
het dagelijks bestuur van het Werkplein Hart van West-Brabant(het Werkplein), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 20 april 2021 (primair besluit) heeft het Werkplein bepaald dat eiseres vanaf februari 2021 inkomstenverklaringen moet inleveren.
In een besluit van 7 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het Werkplein de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 21 maart 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Werkplein werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering van het Werkplein. Het Werkplein heeft haar in brieven van 18 en 24 maart 2021 verzocht om een aantal bewijsstukken in te leveren in verband met het starten van een kapperszaak in het buitenland. Op 24, 28 en 29 maart 2021 heeft het Werkplein van eiseres verschillende stukken ontvangen met betrekking tot haar inkomsten over de maanden februari en maart 2021.
In een besluit van 6 april 2021 heeft het Werkplein het recht op bijstand van eiseres met ingang van 1 maart 2021 opgeschort, omdat zij niet alle benodigde gegevens voor de vaststelling van haar recht op bijstand had ingeleverd. Eiseres is daarbij in de gelegenheid gesteld om voor 14 april 2021 alsnog een aantal gegevens in te leveren.
Op 7 april 2021 heeft het Werkplein van eiseres een inschrijfbewijs als zelfstandige ontvangen. Op 12 april 2021 is een mailwisseling tussen partijen ontstaan over het inleveren van andere bewijsstukken. Op 13 april 2021 heeft het Werkplein van eiseres transactieoverzichten van de ING-bank ontvangen.
In besluiten van 15 en 16 april 2021 heeft het Werkplein het besluit tot opschorting van het recht op bijstand van eiseres ingetrokken.
In het primaire besluit heeft het Werkplein bepaald dat de hoogte van de uitkering van eiseres ongewijzigd blijft. Zij moet wel vanaf februari 2021 inkomstenverklaringen inleveren. In het bestreden besluit heeft het Werkplein de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt van het Werkplein
2. Volgens het Werkplein heeft eiseres niet alle opgevraagde gegevens overgelegd. Ondanks dat eiseres niet heeft aangetoond hoe zij haar bedrijfsinventaris en voorraad heeft gefinancierd en wat de herkomst is van bedragen die zij contant op haar rekening heeft gestort, geeft het Werkplein eiseres het voordeel van de twijfel gezien haar verklaringen hierover. Het Werkplein heeft wel bepaald dat hij in het vervolg alle contante stortingen waarvan eiseres de herkomst niet kan aantonen in mindering zal brengen op haar bijstandsuitkering. Het Werkplein heeft daarom bepaald dat eiseres vanaf februari 2021 inkomstenverklaringen moet inleveren om de inkomsten uit haar onderneming door te geven.
Het standpunt van eiseres
3. Volgens eiseres is zij ten onrechte niet aangemerkt als zelfstandige in het kader van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). Eiseres stelt verder dat het vertrouwensbeginsel is geschonden omdat zij erop mocht vertrouwen dat haar bedrijfsactiviteiten zouden worden beoordeeld binnen het kader van het Bbz. Eiseres voert verder aan dat het Werkplein rekening had moeten houden met haar verwervingskosten, en dat zij aangemerkt had moeten worden als marginaal zelfstandige. Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij zij wijst op een brief van een maatschappelijk werker van 15 juli 2021.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank stelt voorop dat het enige rechtsgevolg van de bestreden besluitvorming is dat eiseres vanaf februari 2021 inkomstenverklaringen moet inleveren om de inkomsten uit haar onderneming door te geven. Het bestreden besluit heeft dus geen betrekking op het niet uitbetalen of herzien van de bijstandsuitkering van eiseres op basis van de door haar ingeleverde inkomstenverklaringen, en de manier waarop het Werkplein hiertoe zal overgaan.
5. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat eiseres zich niet verzet tegen de opgelegde verplichting om vanaf februari 2021 inkomstenverklaringen in te moeten leveren. Zij verzet zich enkel tegen het blokkeren, dan wel niet uitbetalen van haar bijstandsuitkering over de maand maart 2021. Maar dit vormt – zoals hiervoor al overwogen – geen onderdeel van de bestreden besluitvorming. Wat eiseres aanvoert ter onderbouwing van haar standpunt kan daarom niet leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat ter zitting niet is gebleken dat het Werkplein daadwerkelijk is overgegaan tot het herzien van de bijstandsuitkering van eiseres op basis van door haar ingeleverde inkomstenverklaringen. Als hiertoe in de toekomst wordt overgegaan kan eiseres hier rechtsmiddelen tegen aanwenden.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 4 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.