ECLI:NL:RBZWB:2023:2250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
C/02/405094 / HA ZA 23-17 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 29 maart 2023 een vonnis gewezen in een incident. De procedure betreft een vrijwaring waarbij eisers in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Evers, een verzoek hebben ingediend om [eiser in het incident sub 4] op te roepen. De gedaagden in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Oosterveen, hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden niet zijn weersproken. Dit leidt tot de beslissing dat [eiser in het incident sub 4] door [eisers in het incident] mag worden gedagvaard.

Daarnaast heeft de rechtbank besloten om de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is bij vervroeging gewezen en openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De zaak zal op 10 mei 2023 opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord door de gedaagden in de hoofdzaak. Het vonnis is een belangrijke stap in de procedure, waarbij de rechtbank de belangen van beide partijen in overweging heeft genomen en tot een evenwichtige beslissing is gekomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/405094 / HA ZA 23-17
Vonnis in incident van 29 maart 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser in de hoofdzaak sub 1] ,

2.
[eiser in de hoofdzaak sub 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident,
advocaat mr. J. Evers te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde in de hoofdzaak sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
advocaat mr. M.A. Oosterveen te Rotterdam,
2.
[gedaagde in de hoofdzaak sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
advocaat mr. M.A. Oosterveen te Rotterdam,
3.
[gedaagde in de hoofdzaak sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
advocaat mr. M.A. Oosterveen te Rotterdam,
4.
[gedaagde in de hoofdzaak sub 4],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. L.E. de Leeuw te Utrecht.
Eisers zullen hierna worden aangeduid als ‘ [eisers in de hoofdzaak] ’, gedaagde sub 1 tot en met 3 als ‘ [gedaagden in de hoofdzaak] ’ en gedaagde sub 4 als ‘ [gedaagde in de hoofdzaak sub 4] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 december 2022 met producties genummerd 1 tot en met 24;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring zijdens [gedaagden in de hoofdzaak] van 1 maart met producties genummerd 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord zijdens [gedaagde in de hoofdzaak sub 4] van 1 maart 2023 met producties genummerd 1 tot en met 5;
  • de incidentele conclusie van antwoord zijdens [eisers in de hoofdzaak] van 15 maar 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eisers in het incident] vordert dat haar wordt toegestaan [eiser in het incident sub 4] in vrijwaring op te roepen. [verweerders in het incident] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen.
2.3.
Gelet op het geringe debat tussen partijen ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat toe dat [eiser in het incident sub 4] door [eisers in het incident] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
10 mei 2023,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 mei 2023voor conclusie van antwoord zijdens [gedaagden in de hoofdzaak]
Dit vonnis is bij vervroeging gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.