ECLI:NL:RBZWB:2023:221

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3075
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens niet toegenomen arbeidsongeschiktheid na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering per 31 oktober 2017 af te wijzen. Eiseres had zich op 4 december 2012 ziekgemeld en ontving afwisselend uitkeringen op basis van de Ziektewet en de Wet arbeid en zorg. Na de wachttijd van 104 weken diende zij een aanvraag in voor een WIA-uitkering, die op 18 oktober 2017 werd afgewezen. Eiseres meldde op 5 maart 2021 dat haar gezondheid was verslechterd, maar het UWV oordeelde dat zij per 31 oktober 2017 niet toegenomen arbeidsongeschikt was. In bezwaar bleef het UWV bij dit besluit.

De rechtbank beoordeelde het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 13 mei 2022. Eiseres was van mening dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met haar medische en arbeidskundige situatie. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres op de genoemde datum niet toegenomen arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante klachten en medische informatie had meegewogen in haar beoordeling. Eiseres had haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd, en de rechtbank vond geen reden om te twijfelen aan de vastgestelde medische belastbaarheid.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht had op een WIA-uitkering per 31 oktober 2017. De proceskosten van eiseres werden niet vergoed, aangezien zij in beroep geen gelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3075

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

Het UWV heeft naar aanleiding van de melding van eiseres dat haar gezondheid is verslechterd, geoordeeld dat eiseres per 31 oktober 2017 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij per die datum niet toegenomen arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 13 mei 2022 (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft zich op 4 december 2012 ziekgemeld. Zij heeft afwisselend een uitkering op grond van de Ziektewet en de Wet arbeid en zorg ontvangen. Na de wachttijd van 104 weken heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Op 18 oktober 2017 is de aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen.
2. Op 5 maart 2021 heeft eiseres een melding gedaan dat haar gezondheidstoestand per 31 oktober 2017 is verslechterd. Het UWV heeft na medisch onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 31 oktober 2017 niet toegenomen arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft in het bestreden besluit de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 5 mei 2022.

Wat vindt eiseres

5. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt de rechtbank om hetgeen in bezwaar is ingebracht als ingelast en herhaald te beschouwen. Eiseres stelt dat het UWV de medische en arbeidskundige aspecten van haar bezwaren in onvoldoende mate heeft meegewogen in de besluitvorming. Verder meent zij dat haar beperkingen met ingang van 31 oktober 2017 zijn toegenomen op grond van dezelfde ziekteoorzaak. Zowel in de primaire fase als tijdens de bezwaarprocedure is van (nagenoeg) de juiste klachten en beperkingen uitgegaan, maar naar mening van eiseres zijn deze ten onrechte niet vertaald naar ongeschiktheid tot werken. Eiseres meent dat haar klachten en medische situatie van dien aard zijn dat de conclusie gerechtvaardigd is dat zij vanaf 31 oktober 2017 niet (meer) in staat is bedrijfsmatige werkzaamheden uit te voeren en derhalve volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht.

Wat vindt de rechtbank

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres niet toegenomen arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 31 oktober 2017 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 31 oktober 2017 niet toegenomen arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Zij heeft eiseres gesproken tijdens een beeldbelspreekuur. Daarnaast heeft de verzekeringsarts B&B de in het dossier aanwezige medische informatie meegewogen in haar beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten: rugklachten, bekkenklachten, pijn in de benen, eczeem, astma, diverse allergieën, flauwvallen, schildklierproblemen, vitamine D tekort, ijzergebrek, moeheid en psychische klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 31 oktober 2017 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
11. De verzekeringsarts B&B beantwoordt de vraag of er op 31 oktober 2017 sprake is van toegenomen beperkingen bij eiseres. Wat betreft de lichamelijke klachten stelt de verzekeringsarts B&B dat het mogelijk is dat eiseres meer klachten ervaart na de zwangerschappen en bevallingen. Maar de verzekeringsarts B&B stelt dat zij op basis van de recente informatie van de neuroloog verdergaande beperkingen in de FML niet aannemelijk kan maken. Daarbij werd in de FML van 22 september 2017 al rekening gehouden met aspecifieke rugklachten en bekkenklachten. Ook de schildklierklachten zijn meegewogen voor de FML van 22 september 2017. In bezwaar komen geen nieuwe medisch onderbouwde feiten naar voren die volgens de verzekeringsarts B&B zouden kunnen leiden tot andere beperkingen. Wat betreft de psychische klachten stelt de verzekeringsarts B&B dat ten tijde van de eerdere beoordeling weliswaar niet bekend was dat er sprake was van traumatische klachten, maar dat wel werd meegewogen dat eiseres last had van spanningsklachten, slecht sliep en snel boos werd. Dit kunnen volgens de verzekeringsarts B&B symptomen zijn die passen bij traumatische klachten. Daarbij was er geen behandeling voor de klachten en stelt de huisarts in de verwijsbrief van augustus 2021 dat er de laatste tijd een toename is van de psychische klachten. De verzekeringsarts B&B stelt op basis van het voorgaande dat zij niet aannemelijk kan maken dat eiseres op 31 oktober 2017 meer beperkingen had dan is weergegeven in de FML van 22 september 2017.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld. Eiseres heeft haar standpunt ook niet met medische informatie onderbouwd. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 31 oktober 2017.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 31 oktober 2017 niet toegenomen arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

14. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 31 oktober 2017 een WIA-uitkering toe te kennen omdat zij per die datum niet toegenomen arbeidsongeschikt is.
15. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 januari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.