ECLI:NL:RBZWB:2023:2197

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3753
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de maatregel opgelegd door het UWV wegens het missen van een afspraak

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het opleggen van een maatregel door het UWV. De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2023 op zitting behandeld, waarbij eisers gemachtigde en mr. M. Reitsma namens het UWV aanwezig waren. Eiser, werkzaam bij een eigenrisicodrager, heeft aangevoerd dat de sanctie voor het missen van zijn afspraak disproportioneel is. Hij stelt dat zijn telefoon een dag voor de afspraak kapot ging, waardoor hij niet tijdig op de hoogte was van de afspraak met de bedrijfsarts. De rechtbank stelt vast dat eiser niet in geschil is dat hij niet op het spreekuur is verschenen en erkent dat dit maatregelwaardig gedrag is. Eiser heeft echter betoogd dat de opgelegde maatregel disproportioneel is, maar de rechtbank kan hem hierin niet volgen. De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij niet in staat was om een andere telefoon te regelen om bereikbaar te zijn voor het telefonisch spreekuur. Bovendien is er geen sprake van dringende redenen om van het opleggen van de maatregel af te zien. De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden een maatregel aan eiser heeft opgelegd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3753

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het opleggen van een maatregel door het UWV.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers gemachtigde en mr. M. Reitsma namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. Eiser is werkzaam bij [naam werkgever] (werkgever). Werkgever is eigenrisicodrager.
Per 6 december 2021 heeft eiser zich ziekgemeld.
Eiser is opgeroepen voor het spreekuur van de bedrijfsarts op 31 maart 2022.
Eiser is niet op het spreekuur verschenen.
Met het besluit van 7 april 2022 (primair besluit) heeft het UWV eiser een maatregel opgelegd van 10% over de periode van 31 maart 2022 tot en met 31 mei 2022.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 13 juni 2022 (bestreden besluit) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Standpunt eiser
2. Eiser heeft aangevoerd dat de sanctie voor het missen van zijn afspraak disproportioneel is. Het contact met zijn casemanager verloopt erg moeizaam. Eiser heeft niet eerder afspraken gemist, slechts deze ene afspraak waar eisers kapotte telefoon de hoofdreden voor is. In bezwaar is aangevoerd dat eisers telefoon drie weken voor zijn afspraak met de bedrijfsarts kapot was, maar in werkelijkheid is eisers telefoon één dag voor zijn afspraak kapot gegaan. Hierdoor was eiser niet tijdig op de hoogte van zijn afspraak met de bedrijfsarts waardoor hij deze heeft gemist.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
4.1
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser niet op het spreekuur is verschenen. Dat daarmee sprake is van maatregelwaardig gedrag, is ter zitting namens eiser erkend. Tevens is ter zitting namens eiser erkend dat de door het UWV opgelegde maatregel qua hoogte en duur passend is bij de geconstateerde gedraging.
4.2
Eiser heeft aangevoerd dat de opgelegde maatregel disproportioneel is. Mede op basis van de ter zitting gegeven toelichting, legt de rechtbank deze stelling uit als een beroep op het ontbreken van verwijtbaarheid aan de zijde van eiser. Eiser is van mening dat de verwijtbaarheid volledig ontbreekt omdat zijn telefoon een dag voor de afspraak bij de bedrijfsarts kapot ging. De rechtbank kan eiser hierin echter niet volgen. Met het UWV is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat eiser niet in staat is geweest om een andere telefoon te regelen zodat hij alsnog bereikbaar was voor het telefonisch spreekuur.
4.3
Tot slot stelt de rechtbank vast dat gesteld noch gebleken is dat er in dit geval sprake is van dringende redenen op grond waarvan van het opleggen van een maatregel dient te worden afgezien.
4.4.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV op goede gronden een maatregel aan eiser heeft opgelegd. Dat dit de eerste afspraak is die eiser heeft gemist, vormt voor de rechtbank geen reden om anders te oordelen. In dit verband merkt de rechtbank op dat, zoals ter zitting namens het UWV is toegelicht, het opleggen van een waarschuwing in dit geval geen optie is.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 30 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage – wettelijk kader

Ziektewet (ZW)
Op grond van artikel 39, eerste lid, van de ZW verricht het UWV bij verzekerden van wie op grond van artikel 38, tweede lid of 38a een aangifte van ziekte of van wie een ziekmelding is ontvangen, controle op het bestaan van ongeschiktheid tot het verrichten van hun arbeid wegens ziekte en hij beoordeelt bij gebleken ongeschiktheid of de werkgever zijn taak met betrekking tot verzuimbegeleiding op adequate wijze uitoefent.
Op grond van artikel 39, tweede lid, van de ZW stelt het UWV ter uitvoering van de controle op het bestaan van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid controlevoorschriften vast, die voor een of meer bepaalde groepen van werknemers kunnen verschillen.
In artikel 45, eerste lid, onder c, van de ZW is bepaald dat, voor zover van belang, het UWV, indien de verzekerde zonder deugdelijke grond nalaat gevolg te geven aan een verzoek ingevolge deze wet gedaan door het UWV om te verschijnen, het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend weigert.
In artikel 45, tweede lid, van de ZW is bepaald dat een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In artikel 45, vierde lid, van de ZW is bepaald dat het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
In artikel 45, zesde lid, van de ZW is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en het tweede lid. Deze AMvB is het Maatregelenbesluit socialezekerheidsrechten (Maatregelenbesluit).
Controlevoorschriften Ziektewet 2020 (Controlevoorschriften)
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Controlevoorschriften geeft de verzekerde die in Nederland verblijft gevolg aan een oproep om te verschijnen op het spreekuur van de (verzekerings)arts of een andere medewerker van het UWV.
Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten (Maatregelenbesluit)
Ingevolge het Maatregelenbesluit wordt de aan eiser verweten gedraging gekwalificeerd als een verplichting uit de tweede categorie (artikel 4, aanhef en onder a). De hoogte en duur van de maatregel bij verplichtingen uit de tweede categorie is op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b bepaald op 10% van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 5% of ten hoogste 30% van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste twee maanden.
Beleidsregel maatregelen UWV (Beleidsregel)
In artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregel is bepaald dat het percentage van de maatregel wordt verlaagd of verhoogd indien verminderde of verhoogde ernst of verwijtbaarheid van het niet naleven van de verplichting daartoe aanleiding geven.
In het tweede lid, aanhef en onder b, van dit artikel is bepaald dat van verminderde ernst of verwijtbaarheid sprake is indien het niet naleven van de verplichting, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene of de omstandigheden waaronder het niet naleven van de verplichting heeft plaatsgevonden, hem slechts in beperkte mate kan worden aangerekend.