ECLI:NL:RBZWB:2023:2194

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3951
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot het overleggen van een controleerbare administratie door een straattekenaar in het kader van bijstandsverlening

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die als straattekenaar werkzaam is, en het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden. De eiser ontving voorheen een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, maar na signalen van zijn activiteiten als straattekenaar heeft de Bevelanden hem verplicht om maandelijks een overzicht van zijn werkzaamheden te overleggen. Deze verplichting is in een eerder besluit (primair besluit I) opgelegd, maar werd later ingetrokken en opnieuw opgelegd in een aangepast besluit (primair besluit II), waarbij geen rekening werd gehouden met verwervingskosten.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarin zijn bezwaren tegen primair besluit II ongegrond zijn verklaard. Tijdens de zitting op 17 februari 2023 heeft eiser aangegeven dat hij zich niet verzet tegen de verplichting om een controleerbare administratie bij te houden, maar wel tegen de aankondiging dat bij de herberekening van zijn recht op bijstand rekening zal worden gehouden met een fictief bedrag van € 10,- per portret. De rechtbank heeft overwogen dat het bestreden besluit enkel betrekking heeft op de verplichting tot het overleggen van de administratie en niet op de herziening van het recht op bijstand.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is, omdat eiser zich aan de opgelegde verplichting heeft gehouden en de Bevelanden niet onrechtmatig heeft gehandeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3951 PW

uitspraak van 30 maart 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] (eiser), te [plaatsnaam] ,

en
het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden(de Bevelanden), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 15 juli 2021 (primair besluit I) heeft de Bevelanden aan eiser de verplichting opgelegd om met ingang van 6 juli 2021 iedere 20ste dag van de maand een overzicht te overleggen van zijn werkzaamheden als straattekenaar.
In een besluit van 26 juli 2021 (primair besluit II) heeft de Bevelanden primair besluit I ingetrokken, en is aan eiser opnieuw de verplichting opgelegd om met ingang van 6 juli 2021 iedere 20ste dag van de maand een overzicht te overleggen van zijn werkzaamheden als straattekenaar. Daarbij is – in afwijking van primair besluit I – opgenomen dat geen rekening wordt gehouden met verwervingskosten.
In een besluit van 18 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft de Bevelanden eisers bezwaren tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 17 februari 2023. Eiser is verschenen. De Bevelanden werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiser ontving voorheen een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet naar de norm van een alleenstaande. Nadat hij regelmatig in [plaatsnaam] is gesignaleerd tijdens het maken van portrettekeningen op straat, is hij door de Bevelanden op 6 juli 2021 uitgenodigd voor een gesprek. Op dit gesprek is afgesproken dat eiser maandelijks opgave moet doen van zijn tekenactiviteiten.
In primair besluit I heeft de Bevelanden aan eiser de verplichting opgelegd om per 6 juli 2021 iedere 20ste dag van de maand een overzicht te overleggen van zijn werkzaamheden als straattekenaar. In primair besluit II heeft de Bevelanden primair besluit I ingetrokken, en is aan eiser dezelfde verplichting opgelegd als in primair besluit I, met dien verstande dat is bepaald dat geen rekening wordt gehouden met verwervingskosten. In het bestreden besluit heeft de Bevelanden eisers bezwaren tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
Standpunt van de Bevelanden
2. Volgens de Bevelanden staat vast dat eiser structureel activiteiten verricht als straattekenaar, en dat deze activiteiten op geld waardeerbaar zijn. De Bevelanden stelt dat daarom terecht de verplichting is opgelegd om een controleerbare administratie bij te houden. De Bevelanden heeft in het bestreden besluit opgenomen dat bij het berekenen van eisers recht op bijstand rekening zal worden gehouden met een (fictief) bedrag van € 10,- per portret. In de motivering bij het bestreden besluit is expliciet opgenomen dat de opgelegde verplichting is beperkt tot het moeten overleggen van een administratie.
Eisers standpunt
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op wat hij hiertegen aanvoert wordt, voor zover relevant, in het hiernavolgende ingegaan.
Relevante wettelijke bepalingen
4. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
In artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet is bepaald dat het college bevoegd is onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand.
In artikel 55 van de Participatiewet is bepaald dat het college verplichtingen kan opleggen die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank stelt voorop dat het enige rechtsgevolg van de bestreden besluitvorming is dat eiser elke maand een controleerbare administratie moet overleggen van zijn activiteiten als straattekenaar. Het bestreden besluit heeft dus geen betrekking op een eventuele herziening van eisers recht op bijstand op basis van de door hem overgelegde administratieve gegevens, en de manier waarop de Bevelanden hiertoe zal overgaan.
6. Eiser heeft in zijn beroepschrift en ter zitting te kennen gegeven dat hij zich niet verzet tegen de opgelegde verplichting om een controleerbare administratie van zijn tekenactiviteiten bij te houden. Eiser heeft zich overigens ook aan deze verplichting gehouden. Hij verzet zich blijkens het verhandelde ter zitting enkel tegen de aankondiging van de Bevelanden dat bij het opnieuw berekenen van het recht op bijstand rekening zal worden gehouden met een bedrag van € 10,- per portret. Een dergelijke herberekening vormt echter – zoals hiervoor al overwogen – geen onderdeel van de bestreden besluitvorming. Wat eiser aanvoert ter onderbouwing van zijn standpunt kan daarom niet leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat ter zitting niet is gebleken dat de Bevelanden daadwerkelijk is overgegaan tot het herzien van eisers bijstandsuitkering op basis van inkomsten in de vorm van € 10,- per gemaakt portret. Als hiertoe in de toekomst wel zal worden overgegaan kan eiser hier rechtsmiddelen tegen aanwenden.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 30 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.