Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[eiser in conventie] ,
1.[gedaagde in conventie sub 1] ,
[gedaagde in conventie sub 2] ,
1.De procedure
- het vonnis van 18 januari 2023 van deze rechtbank, met alle daarin genoemde stukken,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties genummerd 24 tot en met 28.
2.De vordering in de hoofdzaak
3.De vordering in het incident
4.Het verweer in het incident
5.De beoordeling in het incident
“In reconventie”. Het is de rechtbank daarbij onduidelijk gebleven of de provisionele vordering op alle punten identiek is aan de reconventionele vorderingen, nu alleen ten aanzien van het eerste punt van deze vorderingen specifiek naar een provisionele vordering wordt verwezen. Daarnaast merkt de rechtbank op dat een provisionele vordering een zelfstandige vordering betreft, die dus ook zelfstandig moet worden gesteld en onderbouwd conform de bij het betreffende wetsartikel behorende vereisten. [gedaagden in conventie] heeft hieraan niet voldaan. Omdat de vereffenaar wel inhoudelijk verweer heeft gevoerd, is hij niet in zijn belangen geschaad, zodat de rechtbank de stellingen van [gedaagden in conventie] , zoals zij die begrijpt, zal beoordelen.
beslagonredelijk bezwarend is. Dat heeft hij niet gedaan. Ook heeft [gedaagden in conventie] geen zekerheid aangeboden aan de vereffenaar. Nu [gedaagden in conventie] bovendien de schade die hij lijdt door het beslag in het geval de vordering van de vereffenaar wordt afgewezen op de vereffenaar kan verhalen en niet is gesteld dat er sprake is van een restitutierisico, wijst de rechtbank de incidentele vordering af.