ECLI:NL:RBZWB:2023:2183

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1308 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen sluiting van woning wegens drugshandel

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg om hun woning voor de duur van één maand te sluiten. Dit besluit volgde op de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs in de woning, waaronder 2.396 gram hennep en 7 gram hasjiesj, door de politie op 27 juli 2022. De burgemeester had op basis van deze bevindingen en zijn beleid besloten tot sluiting van de woning, wat verzoekers betwisten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De voorzieningenrechter overweegt dat de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De burgemeester heeft voldoende gemotiveerd dat er feitelijke drugshandel in of vanuit de woning plaatsvond, wat de sluiting rechtvaardigt.

Verzoekers hebben aangevoerd dat zij geen vervangende woonruimte kunnen vinden, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit onvoldoende onderbouwd is. De burgemeester heeft rekening gehouden met de belangen van de kinderen van verzoekers en heeft een aanbod gedaan voor ondersteuning vanuit de integrale familieaanpak. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting van de woning voor de duur van één maand niet onevenredig is in verhouding tot de te dienen belangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1308 OPIUMW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , uit [woonplaats] , verzoekers

en

De burgemeester van de gemeente Tilburg, de burgemeester

(gemachtigde: mr. G.D.A. Dellevoet).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam derde-partij] uit [woonplaats] (derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 7 februari 2023 van de burgemeester om de woning met bijbehorend erf aan de [straatnaam] 97 in [woonplaats] met ingang van 28 februari 2023 om 14.00 uur voor de duur van één maand te sluiten. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De burgemeester heeft de rechtbank medegedeeld dat het besluit wordt opgeschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en namens de burgemeester de gemachtigde en [naam betrokkene] .

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekers wonen met hun twee minderjarige kinderen in de woning aan de [straatnaam] 97 in [woonplaats] (hierna: de woning). Zij huren deze woning van derde-partij.
2.1
Op 27 juli 2022 hebben medewerkers van de politie Zeeland-West-Brabant een hoeveelheid softdrugs aangetroffen in de woning, te weten: 2.396 gram hennep en 7 gram hasjiesj.
Verder zijn in de woning aangetroffen:
  • twee weegschalen;
  • twee kogelpatroonhulzen;
  • € 2.535,50 aan contanten;
  • lege strijkzakken met daarbij een stijltang (zowel in de meterkast als bij de eettafel);
  • een doos met latex handschoenen;
  • een schaar met henneprestanten;
  • een tas met handschoenen, schaartjes en kleding met hennepresten;
  • een agenda met onbekende berekeningen;
  • een kistje in de vorm van een boek, met daarin een gedeelte van de genoemde contanten en twee brieven waarin onder andere activiteiten, uren, bedragen en personen zijn vastgelegd (zoals bijvoorbeeld: “handel Rijden € 1.000,-” en “1e dag boven 3 pers 03.00/23.30 20,5 pp 61,5”)
De politie heeft van dit onderzoek en de bevindingen daaruit een bestuurlijke rapportage opgesteld op 9 augustus 2022 en dit rapport aan de burgemeester verstrekt.
2.2
Naar aanleiding van de ontvangen rapportage van de politie heeft de burgemeester op 8 september 2022 aan derde-partij en aan verzoekers het voornemen meegedeeld om een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning op te leggen. De reden hiervoor is dat in de woning een grote handelshoeveelheid softdrugs is aangetroffen, waarvan de burgemeester aannemelijk acht dat deze in de woning aanwezig was om vanuit daar te worden afgeleverd, verstrekt of verkocht. De burgemeester acht zich bevoegd tot sluiting van de woning [1] en is voornemens om in overeenstemming met het door hem gehanteerde beleid [2] een sluiting van één maand te gelasten.
2.3
Naar aanleiding van dit voornemen hebben verzoekers een zienswijze ingediend.
2.4
De kwestie is besproken in het maatwerkoverleg op 27 oktober 2022 waarbij onder andere de woningcorporaties, Traverse en hulpverleners zijn aangesloten. Op 3 november 2022 heeft een vervolgoverleg plaatsgevonden.
De overleggen zijn voor de gemeente aanleiding geweest om een aanbod te doen aan het gezin vanuit de integrale familieaanpak. Dit aanbod houdt in dat - op vrijwillige basis - een zogenaamde ‘leefcoach’ wordt aangesteld voor het gezin. Deze coach fungeert als eerste aanspreekpunt voor het gezin, zodat zij niet met (te veel) verschillende hulpverleners worden geconfronteerd. Deze coach is minimaal 4-6 uur per week voor dit gezin beschikbaar en is 24/7 bereikbaar. Het coachingstraject is vrijwillig maar niet vrijblijvend; het gezin moet gemotiveerd zijn om een andere weg in te slaan en uit het criminele circuit te blijven.
2.5
Op 7 november 2022 heeft de burgemeester aan verzoekers nadere vragen gesteld. Op 5 december 2022 heeft de burgemeester een inhoudelijke reactie van verzoekers ontvangen.
2.6
Op 12 december 2022 hebben verzoekers van derde-partij een ‘tweede-kans-overeenkomst’ aangeboden gekregen en geaccepteerd, niet in dezelfde maar in een andere woning.
2.7
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester de sluiting van de woning met bijbehorend erf gelast voor de duur van één maand.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan?
4. Niet in geschil is dat de politie op 27 juli 2022 in de woning een grote hoeveelheid softdrugs heeft aangetroffen (2.396 gram hennep en 7 gram hasjiesj) en ook attributen en notities die wijzen op drugshandel. Verzoekers betwisten dit niet. Gelet hierop is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om tot sluiting van de woning en het bijbehorende erf over te gaan.
Wat is het beleid van de burgemeester?
5. In het beleid van de burgemeester is opgenomen dat een woning (en/of het bijbehorende erf) in eigendom van een woningcorporatie voor één maand wordt gesloten wanneer hierin, of op het daarbij behorende perceel, meer dan 50 hennepplanten en/of een hoeveelheid softdrugs van meer dan 300 gram wordt aangetroffen. De burgemeester heeft conform zijn beleid besloten tot sluiting van één maand.
Gebruik maken van de bevoegdheid
6. Op grond van de wet [3] handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
6.1
Volgens vaste rechtspraak [4] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) dient de burgemeester alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb. Bij die beoordeling dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van de woning evenredig is.
Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
6.2
Bij de beoordeling of de burgemeester gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting dient de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in acht te worden genomen. Bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt een onderscheid gemaakt tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid.
Geschiktheid
6.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is sluiting van de woning een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het (verder) voorkomen van de aanwezigheid van drugs in de woning en de overlast die dat met zich brengt. Een zichtbare sluiting is voor bij de woning betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners het signaal dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit. Deze doelen kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden bereikt als de tijdelijke sluiting geen doorgang vindt.
Noodzakelijkheid
6.4
De burgemeester stelt ten aanzien van de noodzaak van de sluiting dat hij bij een geringe overschrijding van de grens voor eigen gebruik (5 gram hennep) moet afwegen of met een minder vertrekkende maatregel, zoals een waarschuwing, kan worden volstaan. In dit geval is echter geen sprake van een geringe overschrijding, aangezien er 480 keer de gebruikershoeveelheid softdrugs zijn aangetroffen in de woning. Verder acht de burgemeester feitelijke drugshandel in of vanuit de woning en de bekendheid van de woning in kringen van handelaren en gebruikers van verdovende middelen aannemelijk, omdat in de woning ook aan drugshandel te relateren attributen zijn aangetroffen. De burgemeester stelt dat een zichtbare tijdelijke sluiting tot doel heeft om drugshandel tegen te gaan, verdere overtredingen in of vanuit de woning te voorkomen, risico’s voor omwonenden weg te nemen en een signaal te geven aan drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit. Wanneer de tijdelijke sluiting niet doorgaat, worden deze doelen niet bereikt. Een waarschuwing kan de tijdelijke sluiting dus niet vervangen, zo stelt de burgemeester.
6.5
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de noodzaak voor de daadwerkelijke sluiting van de woning voldoende gemotiveerd. Feitelijke drugshandel in of vanuit de woning acht de burgemeester op goede gronden aannemelijk gelet op de – verspreid door de woning - aangetroffen hoeveelheid drugs, aan drugshandel te relateren attributen, notities en contant geld. Een zichtbare sluiting van de woning door de burgemeester is voor drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in woningen. Deze signaalfunctie is met name van belang bij woningen in voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijken, aangezien een zichtbare sluiting bij buurtbewoners tot een grotere meldingsbereidheid leidt. [5] Ter zitting heeft de gemachtigde van de burgemeester toegelicht dat de woning van verzoekers in een kwetsbare wijk ligt, en dat er rondom de woning de afgelopen jaren vijf panden zijn gesloten. Gelet op het voorgaande maakt het feit, dat er sinds het aantreffen van de drugs (op 27 juli 2022) inmiddels acht maanden verstreken zijn, naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet dat de noodzaak om de woning te sluiten nu niet meer zou bestaan.
Evenwichtigheid
6.6
In het kader van de evenwichtigheid stelt de burgemeester dat er geen sprake is van een situatie waarin de verwijtbaarheid ontbreekt, omdat verzoekers niet betwisten dat de aangetroffen drugs van hen waren. Verder is er volgens de burgemeester ook geen sprake van een medische binding met de woning. Verzoeker [naam verzoeker 1] heeft in juli 2022 een zwaar ongeval gehad, maar uit de (medische) stukken blijkt niet dat hij gebonden is aan deze specifieke woning. De burgemeester heeft gevraagd om een schriftelijke verklaring van de behandelend arts waarin gerichte vragen worden beantwoord, maar verzoeker heeft daarop aangegeven dat hij niet weet wie zijn behandelend arts is. De burgemeester overweegt dat de bewoners zelf bewust een risico hebben genomen door de drugs in de woning aanwezig te hebben. Volgens de burgemeester hebben zij de sluiting daarom aan zichzelf te wijten en komen de gevolgen daarvan voor hun rekening en risico.
Ten aanzien van vervangende woonruimte stelt de burgemeester dat verzoekers zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte - voor hunzelf en voor hun kinderen – en geen afdwingbaar recht hebben op een andere, vervangende woning door de gemeente. Wel mogen verzoekers verwachten dat de burgemeester rekening houdt met de situatie. Gelet daarop zijn er overleggen geweest en heeft de gemeente een aanbod gedaan vanuit de integrale familie-aanpak en is een zogenaamde ‘tweede-kans-overeenkomst’ aangeboden. Verzoekers zullen een andere woning krijgen zodra die beschikbaar is. Dat neemt echter niet weg dat de sluiting van de woning nu wordt doorgezet en dat verzoekers dus voor de duur van één maand vervangende woonruimte moeten vinden.
De stelling dat zij geen vervangende woonruimte kunnen vinden, vindt de burgemeester onvoldoende onderbouwd.
6.7
Verzoekers stellen dat zij begrijpen dat de woning door de burgemeester gesloten wordt, maar zij willen graag dat de sluiting pas plaatsvindt op het moment dat zij verhuizen naar de tweede-kans-woning. Zo hebben zij dat ook begrepen van [naam medewerker] van de Afdeling Handhaving van de gemeente. Dat de woning nu toch wordt gesloten, nadat de overleggesprekken met alle partijen hebben plaatsgevonden, hadden zij niet (meer) verwacht.
De voorzieningenrechter overweegt dat, voor zover dit een beroep op het vertrouwensbeginsel betreft, voor een geslaagd beroep daarop in de eerste plaats is vereist dat verzoekers aannemelijk maken dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. De burgemeester heeft ter zitting gemotiveerd weersproken dat een toezegging door de betreffende medewerker is gedaan. Volgens de burgemeester is met de betreffende medewerker besproken dat zou worden afgewacht tot de uitspraak van de voorzieningenrechter, maar niet tot de nieuwe woning er is omdat dat nog even kan duren. Ook overigens is niet gebleken van concrete toezeggingen van de zijde van de burgemeester dat de sluiting (voorlopig) van de baan zou zijn in afwachting van de nieuwe woning.
6.8
De voorzieningenrechter overweegt verder dat de burgemeester voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen en de medische situatie van verzoeker door de kwestie in het maatwerkoverleg te brengen en een aanbod te doen aan het gezin vanuit de integrale familieaanpak. Het is niet onderbouwd dat de gevolgen van de sluiting voor de kinderen voorzienbaar dermate ernstig zijn dat de burgemeester de woning om die reden niet voor een maand zou mogen sluiten. Ook blijkt uit de stukken niet dat verzoeker om medische redenen gebonden is aan deze specifieke woning.
6.9
Verzoekers stellen dat zij voor de duur van de sluiting geen vervangende woonruimte kunnen vinden. Uit de overgelegde reacties op verhuur websites is echter woonruimte beschikbaar gebleken. Dat verzoekers deze niet zouden kunnen betalen, is niet onderbouwd, aangezien zij geen inzicht hebben willen geven in hun financiële situatie. Evenmin hebben verzoekers bewijsstukken overgelegd waaruit zou blijken dat zij – voor de relatief korte periode van één maand - niet bij familie, vrienden of kennissen terecht kunnen. Ook aan een vakantiepark kan in dat kader worden gedacht.
6.1
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de burgemeester gedegen onderzoek heeft gedaan naar de persoonlijke situatie van het gezin van verzoekers en dat naar haar voorlopig oordeel een sluiting van de woning voor de duur van één maand in deze situatie niet onevenredig is in verhouding met de daarmee te dienen zwaarwegende algemene belangen van bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning gesloten mag worden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 31 maart 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet, gelezen in samenhang met lijst II bij de Opiumwet.
2.Beleidsregels artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid), laatst gewijzigd op 22 oktober 2021 en gepubliceerd op 11 november 2021.
3.Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Zie de uitspraken van de AbRS van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS: 2019:2912), 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285) en 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1916).
5.ABRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3481.