ECLI:NL:RBZWB:2023:2165

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1198
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opschorting bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Bevelanden, waarin zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet was opgeschort. De opschorting vond plaats na een uitnodiging voor een gesprek op 6 januari 2022, waar de eiser zonder afmelding niet op is verschenen. De Bevelanden verklaarde de bezwaren van de eiser tegen het primaire besluit ongegrond in een besluit van 16 februari 2022.

Tijdens de zitting op 17 februari 2023 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De eiser betwistte de ontvangst van de uitnodiging en het primaire besluit en voerde aan dat hij niet had mogen worden uitgenodigd voor een gesprek tijdens zijn vakantie. De rechtbank overwoog dat de Bevelanden terecht had gehandeld door de bijstandsuitkering op te schorten, omdat de eiser niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep, aangezien het intrekkingsbesluit van 21 januari 2022 in rechte vaststond en het primaire besluit had ingehaald.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1198 PW

uitspraak van 30 maart 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] (eiser), te [plaatsnaam] ,

en
het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden(de Bevelanden), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 6 januari 2022 (primair besluit) heeft de Bevelanden eisers bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet opgeschort.
In een besluit van 16 februari 2022 (bestreden besluit) heeft de Bevelanden eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 17 februari 2023. Eiser is verschenen. De Bevelanden werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiser ontving een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet naar de norm van een alleenstaande. In een brief van 29 december 2021 heeft de Bevelanden eiser uitgenodigd voor een gesprek op 6 januari 2022, en hem daarbij verzocht om verschillende bewijsstukken mee te nemen. Eiser is zonder afmelding niet verschenen op dit gesprek.
In het primaire besluit is de Bevelanden vervolgens overgegaan tot het opschorten van eisers bijstandsuitkering met ingang van 6 januari 2022. Eiser is daarbij uitgenodigd voor een gesprek op donderdag 13 januari 2022. De Bevelanden heeft eiser opnieuw verzocht om verschillende bewijsstukken mee te nemen.
Nadat eiser ook niet is verschenen op het gesprek van 13 januari 2022 is de Bevelanden in een besluit van 21 januari 2022 overgegaan tot het intrekken van zijn bijstandsuitkering met ingang van de opschortingsdatum van 6 januari 2022.
In het bestreden besluit heeft de Bevelanden eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt van de Bevelanden
2. Volgens de Bevelanden is terecht overgegaan tot het opschorten van eisers bijstandsuitkering. De Bevelanden stelt dat de bij eiser opgevraagde gegevens relevant zijn voor zijn recht op bijstand. Verder is voldoende aannemelijk gemaakt dat de brief van 29 december 2021 en het primaire besluit zijn bezorgd bij eiser. Het feit dat eiser toestemming is verleend voor onderbreking van zijn re-integratie, doet niet af aan zijn inlichtingenverplichting, zoals ook is vermeld bij de gegeven toestemming. Daarbij verbleef eiser tijdens deze onderbreking op zijn huisadres. Omdat hij op 6 januari 2022 zonder bericht van verhindering niet is verschenen en de opgevraagde stukken niet heeft verstrekt, was voldaan aan de voorwaarden voor het opschorten van het recht op bijstand.
Eisers standpunt
3. Eiser stelt dat hij de brief van 29 december 2021 en het primaire besluit niet heeft ontvangen, en vraagt zich af waarom deze niet per e-mail zijn verzonden. Hij voert verder aan dat hij niet had mogen worden uitgenodigd voor een gesprek tijdens zijn vakantie, waarbij hij zich beroept op het recht op privacy. Eiser wijst erop dat hij zowel in de bezwaar- als beroepsfase verschillende bewijsstukken heeft overgelegd. Verder trekt hij de betrouwbaarheid van verschillende medewerkers van de Bevelanden in twijfel.
Beoordeling door de rechtbank
4. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Participatiewet kan de Bevelanden, indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten. Het tweede lid bepaalt dat de Bevelanden aan de belanghebbende mededeling doet van de opschorting en hem uitnodigt binnen een door hem te stellen termijn het verzuim te herstellen. Op grond van het vierde lid kan de Bevelanden het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet binnen de daarvoor gestelde termijn herstelt.
5. Allereerst moet worden beoordeeld of eiser voldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Voor het antwoord op de vraag of een betrokkene voldoende procesbelang heeft is bepalend of het resultaat dat de indiener van een beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben.
6. Uit de dossierstukken, waaronder de inhoud van het bezwaarschrift tegen het primaire opschortingsbesluit, en wat ter zitting door partijen is verklaard leidt de rechtbank af dat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen het intrekkingsbesluit van 21 januari 2022. Dit besluit staat daarom in rechte vast. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee eisers belang bij een uitspraak over de besluitvorming over de opschorting van zijn bijstandsuitkering in beginsel komen te ontvallen. Met het in rechte vast komen te staan van het (intrekkings)besluit van 21 januari 2022 is het primaire (opschortings)besluit van 6 januari 2022 als het ware ingehaald. Eiser heeft ter zitting desgevraagd niet gesteld waarin zijn procesbelang is gelegen. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat niet gebleken is van kosten in de bezwaarfase, een verzoek tot schadevergoeding of een voornemen tot een herzieningsverzoek met betrekking tot het (in rechte vaststaande) intrekkingsbesluit.
Conclusie
7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 30 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.