ECLI:NL:RBZWB:2023:2164

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2435
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 maart 2023 wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op basis van een arbeidsongeschiktheid van 23,66% per 11 november 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de rechtbank het onderzoek heeft heropend om meer informatie van de behandelend oogarts te verkrijgen. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek niet volledig en onvoldoende zorgvuldig is geweest, waardoor het bestreden besluit in strijd is met de Awb. De rechtbank stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2435 WIA

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en

de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 9 maart 2020 (primair besluit) eiseres een WIA-uitkering geweigerd per 11 november 2019. Met het bestreden besluit van 30 april 2021 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en, voor het UWV mr. H.M. van Gent als gemachtigde.
1.4
Bij uitspraak van 3 juni 2022 heeft de rechtbank het ter zitting gesloten onderzoek heropend omdat de rechtbank het noodzakelijk achtte dat er meer informatie van de oogarts in de procedure zou worden gebracht.
1.5
Bij brief van 27 juni 2022 zijn daarop door een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) vragen gesteld aan [naam oogarts 1] , de behandelend oogarts. De vragen zijn door de oogarts bij brief van 4 juli 2022 beantwoord.
Op de reactie van de verzekeringsarts b&b daarop van 19 juli 2022 heeft eiseres bij brief van 7 oktober 2022 gereageerd, waarop een nadere reactie van de verzekeringsarts b&b van 29 november 2022 is gevolgd. In vervolg daarop hebben beide partijen desgevraagd de rechtbank laten weten in te stemmen met het doen van uitspraak zonder een nadere zitting.
1.6
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
11 november 2019 voor 23,66% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of
dit juist is aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot een oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is
degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek,
zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te
verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en
objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als fulltime administratief medewerker tot en met 20 januari 2016. Hierna heeft het UWV eiseres een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet toegekend. Vanuit die situatie heeft eiseres zich met ingang van 13 november 2017 ziek gemeld vanwege psychische klachten waar later oog- en knieklachten bijkwamen. Aan eiseres is vervolgens een Ziektewet-uitkering toegekend. Het UWV heeft geweigerd om aan eiseres per 11 november 2019 een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd
op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep
(verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiseres op het
spreekuur van 18 oktober 2019 gesproken en onderzocht. [naam verzekeringsarts] heeft in zijn rapportage van 29 november 2019 aangegeven dat eiseres klachten claimt van het bewegingsapparaat en psychische belemmeringen waarvoor zij nog onder behandeling is. Eiseres is verder geopereerd aan staar van haar rechteroog op 19 juli 2018, met complicatie van scheurtje in oogbol, en op 25 oktober 2018 aan staar van haar linkeroog. Voor oogklachten van wazig zien in de periferie staat zij nog onder controle bij de oogarts.
Bij lichamelijk onderzoek is sprake van een lichte functiebeperking aan de knie links (knie operatie op 18 januari 2019 en later slijmbeursontsteking). Eiseres presenteert ook stemmingsklachten. Bij gezichtsveldonderzoek is met name het beeld wat beperkt in de periferie en in mindere mate boven en onder. Centraal zien is intact.
Uit door de verzekeringsarts opgevraagde, aanvullende informatie van GGZ (4 november 2019) en de behandelend chirurg (15 november 2019) concludeert de verzekeringsarts dat de door eiseres gepresenteerde klachten en ervaren belemmeringen plausibel zijn en objectiveerbaar. Er is sprake van beperkingen in arbeid.
Er zijn geen argumenten voor een volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden aangezien in dit opzicht niet wordt voldaan aan één van de uitzonderingscriteria zoals omschreven in het Schattingsbesluit onder welke omstandigheden kan worden voorbijgegaan aan het omschrijven van de belastbaarheid.
Bij het omschrijven van de belastbaarheid dient volgens de verzekeringsarts rekening te worden gehouden met beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren in arbeid. Eiseres is aangewezen op werkzaamheden met een afgebakend takenpakket, zonder hoge tijds/tempodruk, beperkte klantcontacten en conflicthantering. Verder is zij beperkt ten aanzien van dynamische handelingen, statische houdingen, meer specifiek ten aanzien van kniebelasting. Dat gaat om beperkingen voor langdurig staan en lopen, veelvuldig traplopen, knielen en trilbelasting. Daarbij is arbeid in dagdienst aangewezen opdat een adequaat slaap-waakritme kan worden behouden.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres op 11 november 2019 (de datum in
geding) heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML)
van 27 november 2019.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier van eiseres bestudeerd en
deelgenomen aan de telefonische hoorzitting van 18 maart 2021. Zij heeft in haar rapportage
van 1 april 2021 geconcludeerd dat er in de primaire fase een voldoende uitgebreid, voldoende op de klachten gericht medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese, het eigen medisch onderzoek en de ingewonnen medische informatie. Er was voldoende informatie voorhanden om tot een beslissing te kunnen komen.
De aangenomen fysieke beperkingen acht zij passend bij de aard en mate van de aandoening
aan de linkerknie (slijmbeurs ontsteking). Er wordt rekening gehouden met het feit dat eiseres aangewezen is op fysiek licht/knie sparende werkzaamheden. Kniebeperkingen werden geobjectiveerd bij primair onderzoek. Uit de medische informatie van de traumachirurg van 15 november 2019 blijkt dat de breuk in de knieschijf volledig is geheeld. Ook is de wond genezen. Hoewel nog geen evaluatie had plaatsgevonden, blijkt uit de brief van de traumachirurg van 15 november 2019 dat behandeling positief effect heeft gehad.
Dat eiseres nu ook klachten heeft aan rug en rechterknie, valt buiten het bestek van deze heroverweging. De datum in geding is namelijk 11 november 2019.
In de oogklachten wordt geen aanleiding gezien om beperkingen aan te nemen. Uit de brief van de oogarts van 28 juli 2020 blijkt immers dat bij neurologische evaluatie geen aanvullende afwijkingen werden geconstateerd. Verder blijkt uit de primaire rapportage dat centraal zien intact is. Behalve kunsttranen is geen andere therapie geïndiceerd. Controles vinden jaarlijks plaats.
De aangenomen beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren acht de verzekeringsarts b&b passend bij de aard en mate van de psychische aandoening, omdat rekening is gehouden met het feit dat eiseres verminderd stressbestendig is. Het ziektebeeld wordt bevestigd in de brieven van de GGZ van 4 november 2019 en 31 juli 2020. Er zijn geen aandoeningen gemist. Verder blijkt uit de brief van de GGZ van 4 november 2019 dat medicatie een positief effect heeft.
Uit de ontvangen medische informatie is niet gebleken en in bezwaar zijn geen nadere medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat per 11 november 2019 sprake was van een ernstigere medische situatie of van ernstigere beperkingen. Het benoemen van een deskundige is volgens verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] niet aan de orde omdat er geen twijfel is omtrent het ziektebeeld en de arbeidsbeperkingen.
Zij concludeert dat de beperkingen van eiseres per datum in geding (11 november
2019) juist zijn weergegeven in de FML van 27 november 2019.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de klachten van de knie door overcompensatie inmiddels hebben geleid tot klachten van de andere knie en van de rug waardoor zij niet kan hurken en na 5 minuten lopen moet gaan rusten door de pijn. Dat eiseres geen zwaardere pijnmedicatie wil, ondanks dat de huidige slechts milde verlichting geeft, betekent niet dat haar (pijn-)klachten niet objectiveerbaar zijn. Verder dienen ook de oog- en psychische klachten als beperkingen te worden verwerkt in de FML bij concentratie en overgevoeligheid. Tevens moet er een urenbeperking worden opgenomen. Eiseres wijst op het door haar overgelegde medicatie overzicht. Gelet op de juiste beperkingen voor de ogen en de knieën kan eiseres het werk in de geduide functies niet verrichten. Dit onder meer omdat dan 10 minuten staan achtereen wordt gevergd. Voor de oogklachten heeft eiseres verwezen naar een overgelegde brief van oogarts [naam oogarts 1] van 9 augustus 2021. De verzekeringsartsen hebben volgens eiseres te weinig informatie opgevraagd. Tot slot heeft eiseres de rechtbank verzocht een onafhankelijk medisch deskundige in te schakelen, met verwijzing naar de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep en het Korosec-arrest.
Knie- en rugklachten en psychische klachten
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek ten aanzien van de linker knieklachten en psychische klachten op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van deze door eiseres geclaimde klachten. De verzekeringsarts heeft hiernaar onderzoek verricht en heeft informatie opgevraagd bij de chirurg en de GGZ. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden en zijn beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren, statische en dynamische handelingen en werktijden aangenomen.
Medische informatie die tot een ander oordeel zou leiden, is niet voorhanden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen op dit vlak hebben aangenomen. De door eiseres gebruikte medicatie was bij de verzekeringsartsen bekend. Verder wordt in aanmerking genomen wat de verzekeringsarts b&b in reactie op de beroepsgronden heeft toegelicht in haar rapportage van 22 oktober 2021. In deze rapportage is terecht gesteld dat de rug- en rechter knieklachten dateren van na de datum in geding (11 november 2019) en daarom buiten de beoordeling in dit geding vallen. De verzekeringsarts b&b voegt daaraan toe dat de aangenomen beperkingen in de FML in feite ook zien op deze klachten. Verder is een urenbeperking niet aan de orde, getoetst aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Er is geen sprake van verminderde beschikbaarheid voor arbeid vanwege een opname of deeltijdtherapie en evenmin reden om op energetische of preventieve gronden een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank kan deze motivering volgen.
Gelet op het gebrek aan twijfel aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b over de linkerknie klachten en de psychische klachten ziet de rechtbank geen aanleiding over te gaan tot het aanstellen van een onafhankelijk medisch deskundige, zoals door eiseres is gevraagd.
Op grond van het voorgaande is niet gebleken dat in de FML van 27 november 2019 de beperkingen van eiseres op dit vlak zijn onderschat.
Oogklachten
4.5
Ten aanzien van de oogklachten heeft de verzekeringsarts b&b in de rapportage van 22 oktober 2021 over de in beroep overgelegde brief van de oogarts van 9 augustus 2021 het volgende gesteld. De oogarts maakt melding van een toename van gezichtsvelduitval ten opzichte van het gezichtsveld van 20 augustus 2020, maar die toename valt, gegeven de datum in geding, buiten de heroverweging. Verder is in de brief van 9 augustus 2021 vermeld dat de gegevens onveranderd zijn ten opzichte van de brief van 28 juli 2020, welke brief al in de heroverweging is meegenomen. De verzekeringsarts b&b voegt daaraan toe dat het bij het item ‘zien’ volgens de CBBS-invulinstructie gaat om het opnemen van visuele informatie, al dan niet met visuele hulpmiddelen.
4.6
Ter zitting heeft eiseres onder meer nader toegelicht welke beperkingen zij ondervindt van haar oogklachten (vertekend/verstoord beeld dan wel wazig of dubbelzien). Mede gelet op de door eiseres in bezwaar en in beroep overgelegde brieven van haar behandelend oogarts van 28 juli 2020 en 9 augustus 2021, waarin gesproken wordt over gezichtsvelduitval, heeft de rechtbank het onderzoek heropend ten einde meer informatie van de oogarts te verkrijgen.
4.7
De oogarts heeft in een brief van 4 juli 2022 toegelicht dat vanwege aanhoudende klachten van het gezichtsveld na de operaties aanvullend gezichtsveldonderzoek is gedaan en een consult neurologie is aangevraagd. Bij neurologisch onderzoek werden geen afwijkingen gevonden. Bij het gezichtsveldonderzoek werden toenemende concentrische afwijkingen in het linker- en het rechteroog gevonden zonder duidelijke verklaring interoculair. Opgemerkt wordt dat dit onderzoek een subjectief onderzoek is, maar dat de gezichtsvelden betrouwbaar zijn gemaakt, met weinig fixatie losses, en weinig false neg/pos errors, zodat aangenomen kan worden dat de uitkomsten een goede maat voor de werkelijkheid zijn. De klachten van eiseres betreffen lichtflitsen aan de zijkant van het gezichtsveld, last van fel licht, moeite met lang lezen in verband met het wazig worden van het beeld en gevoel van dubbelzien. Eiseres draagt een bril met leesadditie. De lichtgevoeligheid zou mogelijk kunnen worden opgelost door een getint glas. Omdat er geen oorzaak voor de klachten is, is het volgens de oogarts moeilijk om een oplossing voor de klachten te geven.
4.8
De verzekeringsarts b&b heeft in de rapportage van 19 juli 2022 vermeld waarom in de nadere informatie van de oogarts geen aanleiding wordt gezien om een beperking op ‘zien’ aan te nemen. Onderscheid wordt gemaakt in (1) het centrale zin, de gezichtsscherpte, welke belangrijk is voor het zien van details, en (2) het gezichtsveld, het omgevingszien. Van uitval van het centrale zien is volgens de verzekeringsarts b&b niet gebleken: volgens het onderzoek in de primaire fase is het centrale zien intact en verder blijkt uit de ontvangen informatie dat eiseres een bril draagt met leesadditie, waardoor de gezichtsscherpte gecorrigeerd wordt. Van een wazig beeld of (subjectief) gevoel van dubbelzien is daardoor geen sprake. Wel wordt op grond van de aanwezige informatie aangenomen dat sprake is van gezichtsvelduitval en lichtflitsen aan de zijkant van het gezichtsveld. Hiervoor wordt echter geen beperking aangenomen, omdat dit niet gaat om uitval in het centrale zien. De verzekeringsarts b&b concludeert dat de geduide functies passend zijn.
4.9
De rechtbank stelt voorop dat het item ‘zien’ (item 2.1 in de FML) volgens de Basisinformatie CBBS betrekking heeft op het opnemen van visuele informatie, al dan niet met visuele hulpmiddelen. Als een tekortkoming van het gezichtsvermogen kan worden opgeheven met een gebruikelijk hulpmiddel (een bril met leesadditie en getint glas in het geval van eiseres) is geen sprake van een beperking. In de Basisinformatie CBBS bij dit item is verder vermeld dat een eventuele beperking zo nauwkeurig mogelijk dient te worden omschreven, bijvoorbeeld of er een beperking is in het gezichtsveld of in het centrale zien. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat een beperking van het gezichtsveld als beperking op het item ‘zien’ in de FML dient te worden opgenomen. Nu hiervan bij eiseres sprake is, maar de FML geen beperking vermeldt, is de FML niet volledig. Item 2.1 dient daarom een beschrijving te bevatten van onderhavige beperking op grond van de voorhanden informatie. De bijlagen bij de brief van de oogarts van 4 juli 2022 geven nadere informatie over de omvang van de gezichtsvelduitval, waarover eiseres stelt dat de uitval zich niet alleen voordoet aan de uiteinden. Ook de primaire verzekeringsarts sprak in de rapportage van 29 november 2019 niet enkel van een beperkt beeld in de periferie, maar ook in mindere mate boven en onder.
4.1
Na beschrijving van de beperking op dit item door de verzekeringsarts b&b is het vervolgens aan de arbeidsdeskundige, zoals eiseres terecht opmerkt, om eventuele signaleringen op dit item bij geselecteerde functies te motiveren. Deze signaleringen zullen voorkomen op functies met een kenmerkende belasting op ‘zien’. Uit de Resultaat functiebeoordeling blijkt dat alle geduide functies een kenmerkende belasting kennen op het item ‘zien’ en dat de arbeidsdeskundig analist hierop een toelichting heeft vermeld. Na aanpassing van de FML en motivering van de signaleringen door de arbeidsdeskundige, al dan niet in overleg met de arbeidsdeskundig analist, moet worden beoordeeld of de geduide functies voor eiseres passend zijn.
5. Gelet op het voorgaande is het onderzoek naar het oordeel van de rechtbank niet volledig en daarmee onvoldoende zorgvuldig geweest. De conclusies uit dat onderzoek zijn niet van een toereikende motivering voorzien, zodat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
6.1
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV hiertoe in de gelegenheid stellen. De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
6.2
De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op zes weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 30 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.