ECLI:NL:RBZWB:2023:2163

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4844
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake griffierecht in WIA-zaak

Op 31 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, afkomstig uit een onbekende plaats, had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder, die betrekking had op de beslaglegging op zijn uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de eiser het verschuldigde griffierecht van € 50,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had de eiser eerder in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar de eiser heeft hierop niet adequaat gereageerd. Ondanks herhaalde verzoeken om informatie over zijn inkomen en vermogen, heeft de eiser geen gegevens ingediend en ook geen verontschuldiging gegeven voor het niet betalen van het griffierecht. Hierdoor heeft de rechtbank besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4844

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van
26 augustus 2022 (het bestreden besluit) inzake de beslaglegging op zijn uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
De griffier heeft eiser bij gewone brief van 18 oktober 2022 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
Eiser heeft op 28 oktober 2022 om vrijstelling van het griffierecht in verband met betalingsonmacht verzocht. De rechtbank heeft bij gewone brief en aangetekend verzonden brief van 9 november 2022 verzocht om gegevens over zijn inkomen en vermogen in te dienen. Eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens bij brief van
8 december 2022 het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
Vervolgens is eiser bij aangetekend verzonden brief van 7 januari 2023 opnieuw in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van de brief. Op 31 januari 2023 is voornoemde brief onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. Op 6 februari 2023 is per gewone post de brief van 7 januari 2023 nogmaals aan eiser verzonden.
Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
C.J.M. Hendrickx, griffier, op 31 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.