ECLI:NL:RBZWB:2023:2154

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
02-089752-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van echtgenote met geschoeide voet

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote. De verdachte heeft op 9 april 2022 in Tilburg, tijdens een escalatie van een ruzie, met kracht en geschoeide voet tegen het gezicht van zijn echtgenote geschopt terwijl zij op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat de verdachte welbewust de kans heeft aanvaard dat zijn echtgenote zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De officier van justitie had een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stress door relationele problemen en zijn inzet voor hulpverlening. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld binnen een relatie en de impact daarvan op de slachtoffers en omstanders, waaronder de kinderen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/089752-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 maart 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel zwaar te mishandelen of heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat vrijspraak dient te volgen van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wegens gebrek aan bewijs. Wel kan worden bewezen de (impliciet) primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft zijn partner tegen het hoofd geschopt. Dit deed hij met kracht en met geschoeide voet toen zij op de grond lag. Door zo te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn partner zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wegens gebrek aan bewijs. Zij heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, met dien verstande dat zij meent dat alleen het één keer schoppen met geschoeide voet tegen het hoofd of gezicht kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte met geschoeide voet en met kracht tegen het gezicht van zijn echtgenote heeft geschopt toen zij op de grond lag.
De vraag is hoe dit handelen van verdachte juridisch gekwalificeerd moet worden.
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag moet sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet op het veroorzaken van de dood. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het lichaam is en dat geweld tegen het hoofd fatale gevolgen kan hebben. Daarbij is onder meer van belang waar het hoofd wordt geraakt en met welke kracht dit gebeurt. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier daarover onvoldoende informatie bevat. Hierbij wordt opgemerkt dat de enkele vaststelling dat verdachte met kracht heeft geschopt, geen uitsluitsel geeft over de vraag met welke kracht is geschopt. De rechtbank kan op grond van de geweldshandelingen van verdachte niet vaststellen dat er een aanmerkelijke kans was dat zijn echtgenote zou overlijden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Door de uitoefening van grof geweld op het hoofd van zijn echtgenote heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft deze kans blijkens zijn wijze van handelen ook welbewust aanvaard. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 9 april 2022 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met kracht en met geschoeide voet tegen haar gezicht heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 200 uur, met aftrek van het voorarrest, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte tot niet meer te veroordelen dan een taakstraf van 120 uur, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige echtgenote, de moeder van zijn kinderen. Verdachte kreeg in een parkeergarage ruzie met haar en die ruzie is vervolgens volledig geëscaleerd. Ook zijn partner had hier een aandeel in. Op enig moment kwam zij op de grond terecht, waarna verdachte grof geweld tegen haar gebruikte door haar tegen haar gezicht te schoppen. Dit deed verdachte met zodanige kracht dat het slachtoffer haar bewustzijn even verloor. Het spreekt voor zich dat zij pijn en angst heeft ervaren. Door op deze manier te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn toenmalige echtgenote. Bij je eigen partner hoort het een veilige, vertrouwde omgeving te zijn waar geen plaats is voor geweld.
Het fysieke geweld vond bovendien plaats in het bijzijn van diverse omstanders en zelfs hun drie zeer jonge kinderen. Door de kinderen getuigen te maken van het gepleegde geweld, is aan hun veel leed toegebracht.
Bij de strafbepaling neemt de rechtbank de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat sprake was van partnermishandeling.
De rechtbank slaat verder acht op de inhoud van het reclasseringsadvies van 28 februari 2023. Verdachte ervaarde veel stress door de relationele problemen, zorgen om zijn kinderen en zorgen over zijn financiën. Hij zegt de negatieve dynamiek binnen zijn partnerrelatie te herkennen en dat hij daarom sinds april 2022 geen contact meer heeft met zijn (ex-)partner. Verdachte is verhuisd om meer op afstand te kunnen zijn en zijn leven weer op te kunnen bouwen. Hij heeft betaald werk en een sociaal netwerk waar hij op terug kan vallen. Verdachte houdt zich aan zijn afspraken met de betrokken hulpverlening vanuit [GGZ-instelling] en leeft de schorsingsvoorwaarden van zijn schorsingstoezicht goed na. De reclassering acht de kans op recidive laag en adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan schuldhulpverlening.
Het voorgaande afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 120 uur, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Gezien de ernst van het feit ziet de rechtbank tevens aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen van
3 maanden met een proeftijd van twee jaar. Dit maakt bovendien de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel mogelijk met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het primair bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, op [adres] , en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat behandelen en begeleiden door [GGZ-instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich moet houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding en behandeling;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.W. Claassen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 maart 2023.