In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999 en werkzaam als zwembadmedewerker, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 oktober 2020, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van aanranding en mishandeling van de benadeelde partij, eveneens een zwembadmedewerker. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor beide tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor de seksuele intentie en het causaal verband tussen het handelen van de verdachte en het letsel van de benadeelde.
Tijdens de zitting op 17 maart 2023 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit, met de argumentatie dat er geen dwang was en dat het incident zich in een sport- en spelsituatie heeft afgespeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de benadeelde heeft opgetild en geprobeerd haar in het zwembad te gooien, maar er was onvoldoende bewijs dat dit met seksuele intentie gebeurde. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de aanranding.
Wat betreft de mishandeling heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen vastgesteld causaal verband is tussen het letsel van de benadeelde en het handelen van de verdachte. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, maar omdat de verdachte is vrijgesproken, is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar gemaakt op 31 maart 2023.