ECLI:NL:RBZWB:2023:2138

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
407247 HA RK 23-40 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een jeugdzorgzaak met betrekking tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

Op 24 maart 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking van mr. Toekoen behandeld. Verzoekster, die betrokken is in een jeugdzorgzaak, had op 8 maart 2023 een wrakingsverzoek ingediend, maar was niet verschenen op de zitting. De zaak betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige kinderen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de rechter al een beschikking had gegeven voordat het wrakingsverzoek de rechter had bereikt. De wrakingskamer benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van verzoekster was om ervoor te zorgen dat haar verzoek tijdig werd ingediend. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking, omdat het verzoek niet aan de vereisten voldeed. De beslissing werd op dezelfde dag openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer C/02/407247 HA RK 23-40
beslissing van 24 maart 2023 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen verzoekster.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de zaak met nummer C/02/405402 JE RK 23/101;
  • het e-mailbericht van verzoekster van 8 maart 2023 om 13:22 uur waarin een wrakingsverzoek is gedaan door verzoekster en om 13.29 uur hetzelfde e-mailbericht via Zivver;
  • de e-mailberichten van 8 maart 2023 van verzoekster om 18:39, 18:40, 18:41, 18:42, 18:43, 19:11 uur met als onderwerpen “Deel 1”, “Deel 2”, “Deel 3”, “Deel 4”, “Deel 5”, “Wrakingsverzoek”;
  • de e-mailberichten van verzoekster van 9 maart 2023 om 00:42 uur met als onderwerp “aanvulling wrakingsverzoek”;
  • het e-mailbericht van 9 maart 2023 van de griffie aan mr. Toekoen;
  • het e-mailbericht van 9 maart 2023 van mr. Toekoen met zijn reactie op de door de wrakingskamer gestelde vragen over de zitting en het verloop daarvan;
  • het e-mailbericht van verzoekster van 20 maart 2023 om 14.22 uur.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. Toekoen, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van de zaak met nummer C/02/405402 JE RK 23/101.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De feiten

In de hoofdzaak gaat het om verzoeken betreffende de verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsen van de minderjarige kinderen van verzoekster.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
Voordat tot inhoudelijke behandeling van het verzoek kan worden overgegaan dient te worden beoordeeld of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Het verzoek moet worden gedaan zodra de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. Bovendien moet het wrakingsverzoek zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd.
4.4.
Verzoekster voert aan dat zij voorafgaand aan de mondelinge behandeling op
8 maart 2023 heeft verzocht om de zitting te verplaatsen, een langere tijd uit te trekken om het verzoek te behandelen en om getuigen, informanten en partijen uit te nodigen voor de zitting. Zij stelt hier geen reactie op te hebben gekregen. Op 6 maart 2023 is door haar een verweerschrift ingediend waarin zij onder meer voornoemde verzoeken heeft herhaald.
4.5.
Vast is komen te staan dat de behandeling van de zaak op 8 maart 2023 om 13.00 uur doorgang heeft gevonden. Ook staat vast dat verzoekster op 8 maart 2023 om 12.10 uur heeft gebeld met een medewerker van de griffie en zij heeft gevraagd naar de stand van zaken over haar verzoeken en daarnaast of de mondelinge behandeling doorgang zal vinden. Verzoekster stelt dat haar is geantwoord dat in het dossier geen stukken aanwezig zijn over haar ingediende verzoeken en dat haar is verteld dat de mondelinge behandeling doorgang zal vinden gelet op de afloop van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing op 18 maart 2023. Verzoekster is niet op de zitting verschenen.
4.6.
De rechter heeft desgevraagd toegelicht dat het verweerschrift van verzoekster tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Vervolgens heeft de rechter om 13.30 uur direct mondeling een beschikking gegeven, inhoudende een verlenging van beide maatregelen voor de periode van één jaar, dus voor de periode 18 maart 2023 tot 18 maart 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Nadat de beschikking was gegeven en betrokkenen de zittingszaal hadden verlaten, kwam de griffier tijdens het openen en bekijken van haar e-mailbox een bericht tegen dat verzoekster een wrakingsverzoek heeft gedaan.
4.7.
In overweging 4.3 is aangegeven dat een wrakingsverzoek moet zijn ingediend voordat einduitspraak is gedaan. Als een partij een wrakingsverzoek wenst in te dienen en dat niet tijdens de zitting mondeling doet, zal die partij ervoor moeten zorgen dat het verzoek dermate tijdig wordt gedaan dat het bericht de rechter nog bereikt voordat de zaak is geëindigd. Die tijdigheid hangt af van het gekozen middel om het verzoek in te dienen, waarbij de verzoeker er rekening mee moet houden dat het enige tijd kan duren voordat een verzoek na verzending is aangekomen op de rechtbank en dat het zeker ook enige tijd kan kosten voordat het bericht wordt verwerkt en naar de rechter wordt gezonden. Als een verzoek de rechter niet tijdig bereikt, dient dat doorgaans voor verantwoordelijkheid van een verzoeker te komen. Zo is het naar het oordeel van de wrakingskamer voor een rechter niet mogelijk om tijdens een mondelinge behandeling kennis te nemen van de tijdens die behandeling binnenkomende (elektronische) post. De door verzoekster gestuurde e-mailberichten van 13.22 uur (via gewone e-mailbericht) en van 13.29 uur (via Zivver) hadden daarom de rechter redelijkerwijs nooit tijdig kunnen bereiken. Om dat te bewerkstelligen had verzoekster haar verzoek enige tijd voor de aanvang van de zitting moeten versturen. De rechter kon daarom redelijkerwijs niet weten dat door verzoekster een wrakingsverzoek was ingediend. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat het voor rekening en risico van verzoekster komt dat het wrakingsverzoek de rechter niet heeft bereikt voordat hij een mondelinge beschikking heeft gegeven. Temeer nu verzoekster ervan op de hoogte was dat haar zitting vanaf 13:00 uur doorgang zou vinden, nu zij om 12.10 uur hiernaar heeft geïnformeerd bij de griffie. Het had op de weg van verzoekster gelegen om zodra haar bekend was geworden dat de zitting doorgang zou vinden, het wrakingsverzoek in te dienen en haar gronden eventueel in de loop van de dag nader aan te vullen. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat deze omstandigheden ertoe moeten leiden dat verzoekster niet in het wrakingsverzoek kan worden ontvangen.
Omdat sprake is van niet-ontvankelijkheid laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 2 sub d van het wrakingsprotocol van deze rechtbank (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, ga naar: rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wrakingsprotocol).

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven op 24 maart 2023 door mr. Peters, mr. Zander en mr. Römers, en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Rockx, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.