ECLI:NL:RBZWB:2023:2127

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1260 VV en AWB- 23_1316 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende uitkering en verplichtingen

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het niet uitbetalen van haar uitkering op grond van de Participatiewet en tegen een besluit van 24 januari 2023 waarin extra verplichtingen aan haar zijn opgelegd. Deze verplichtingen vereisten dat verzoekster maandelijks moest doorgeven waar zij verbleef en het college op de hoogte moest houden van haar zoektocht naar een andere huurwoning. Op 17 februari en 22 februari 2023 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen in beide zaken. Op 22 februari 2023 is haar uitkering alsnog betaalbaar gesteld en zijn de extra verplichtingen ingetrokken. Verzoekster trok haar verzoek om voorlopige voorzieningen in, maar vroeg wel om een proceskostenveroordeling voor het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland.

Het college stelde dat er geen spoedeisend belang meer was voor een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overwoog dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het college gedeeltelijk aan verzoekster tegemoet was gekomen, maar dat verzoekster niet had geprobeerd om het college eerder te bewegen tot betaling van de uitkering. Na het indienen van de voorlopige voorzieningen heeft het college zelf contact gezocht met de gemachtigde van verzoekster, wat leidde tot de betaling van de uitkering en het vervallen van de verplichtingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster de gewenste uitkomst ook zonder voorlopige voorzieningen had kunnen bereiken en wees het verzoek om proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/1260 PW VV
BRE 23/1316 PW VV
uitspraak van 30 maart 2023 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

gemachtigde: mr. R. Moghni,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het niet uitbetalen van haar uitkering op grond van de Participatiewet. Verzoekster heeft ook bezwaar gemaakt tegen een besluit van 24 januari 2023 waarbij aan haar extra verplichtingen zijn opgelegd. Die verplichtingen houden in dat verzoekster maandelijks moet doorgeven waar zij heeft verbleven en dat zij het college op de hoogte moet houden over de stand van zaken met betrekking tot het verkrijgen van een andere huurwoning.
Verzoekster heeft op 17 februari 2023 respectievelijk 22 februari 2023 de voorzieningenrechter verzocht om in beide zaken een voorlopige voorziening te treffen.
Op 22 februari 2023 is alsnog de uitkering betaalbaar gesteld aan verzoekster. Bij besluit van 24 februari 2023 zijn de extra verplichtingen ingetrokken. Vervolgens heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft gesteld dat er geen sprake meer is van een spoedeisend belang zodat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de nabetaling van de uitkering en het nadere besluit van 24 februari 2023 dat het college in ieder geval gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen. Vast staat echter ook dat verzoekster, voordat de verzoeken om voorlopige voorziening werden ingediend, niet heeft geprobeerd om het college ertoe te bewegen tot betaling van de uitkering over te gaan en de opgelegde verplichtingen op te schorten.
3. Na het indienen van de voorlopige voorzieningen heeft het college zelf contact gezocht met de gemachtigde van verzoekster en de politie, waarna de uitkering weer is betaald en de opgelegde verplichting is vervallen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om het college te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Bij dit oordeel is betrokken dat de reden voor de opschorting van de uitkering en het opleggen van de extra verplichtingen was dat het college niet wist waar verzoekster verbleef en zij het inlichtingenformulier niet had ingevuld. Omdat de verblijfplaats van belang is voor het vaststellen van het recht op uitkering lag het op de weg van verzoekster om daarover duidelijkheid te verstrekken. Dat er in het geval van verzoekster bijzondere redenen zijn om voorzichtig te zijn met het verstrekken van haar verblijfadres is duidelijk. Dit had zij echter wel moeten bespreken met het college, zodat daar een oplossing op maat voor gezocht kon worden. Dat die oplossing ook daadwerkelijk is gevonden, blijkt uit het besluit van 24 februari 2023. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verzoekster de gewenste uitkomst ook had kunnen bereiken zonder dat een voorlopige voorziening zou zijn ingediend.
Het verzoek tot een proceskostenveroordeling zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 30 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.