Wat vindt de rechtbank
9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 35 tot 45% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 30 september 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 30 september 2021 35 tot 45% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een WGA-vervolguitkering naar dat percentage. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 30 september 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij ziet geen aanleiding om af te wijken van de FML van 30 november 2021, opgesteld door de verzekeringsarts in de primaire beoordeling.
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 3 februari 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen, en waarom ook de beroepsgronden van eiseres niet leiden tot een ander standpunt. Ten aanzien van de rugklachten licht de verzekeringsarts B&B toe dat de spondylodese op het niveau van L5-S1 al bekend was. Eveneens was bekend dat er sprake was van slijtageafwijkingen op het niveau van andere lendenwervels. De toegenomen objectiveerbare rugproblemen (lage rugklachten door status na posterieure spondylodese) zijn meegenomen in de beoordeling. Uit de medische informatie is volgens de verzekeringsarts B&B niet gebleken dat er ook sprake is van radiculaire klachten of uitvalsverschijnselen zoals verminderde kracht en sensibiliteit. Ook is niet vast komen te staan dat eiseres op de datum in geding een hernia had, waar dan ook terecht geen rekening mee gehouden is. Ten aanzien van Dupuytren bevestigt de verzekeringsarts B&B in het rapport van 3 februari 2023 dat eiseres dit heeft vermeld in de vragenlijst. De verzekeringsarts B&B heeft voldoende gemotiveerd waarom het aanwezig zijn van Dupuytren op de datum in geding niet tot meer beperkingen heeft geleid. Van belang is wat er op de datum in geding aan afwijkingen geobjectiveerd kon worden als gevolg van de aandoening. Het onderzoek aan de handen door de primaire verzekeringsarts heeft uitgewezen dat de kracht aan de handen redelijk was. Voor zover eiseres beperkt werd hierdoor was dit al ruim verdisconteerd in de beperkingen voor tillen, dragen en duwen en trekken vanwege de rugklachten. De handgrepen waren normaal bij het primaire onderzoek. De verzekeringsarts B&B heeft de handen opnieuw onderzocht en, naast een knobbel aan één van de vingers, geen atrofie vastgesteld, geen contracturen en een goede beweeglijkheid van de hand en vingers. De verzekeringsarts B&B heeft daarom geen aanvullende beperkingen aangenomen voor Dupuytren. Ook ziet de verzekeringsarts B&B geen aanleiding om voor de psychische klachten beperkingen aan te nemen. Daarvoor dient er sprake te zijn van aandoeningen die hiervoor enige grond kunnen geven, dan wel objectiveerbare bevindingen bij psychisch onderzoek. Dat eiseres volgens de informatie van de huisarts emotioneel is, niet lekker in haar vel zit en verdrietig is omtrent haar lichamelijke klachten is plausibel en invoelbaar, maar onvoldoende om op basis daarvan beperkingen aan te nemen. Bovendien heeft de primaire verzekeringsarts geen psychische klachten geconstateerd bij het onderzoek. Ten aanzien van het dragen van het korset voor de rugklachten vindt de verzekeringsarts B&B het volstrekt logisch dat hiervoor geen beperking is aangenomen, omdat dit pas vijf weken na de datum in geding is voorgeschreven. Dat eiseres is aangewezen op afwisseling tussen zitten, staan en lopen hoefde niet specifiek genoteerd te worden, omdat dit al volgt uit de beperkingen op zitten, zitten tijdens werk, lopen, lopen tijdens werk, staan en staan tijdens werk. Ook met het vermijden van langdurig gedwongen houdingen en standen is al rekening gehouden in de FML. Dat er in verband met de rugproblematiek een beperking moet gelden voor hoge werkdruk en dwingend handelingstempo kan de verzekeringsarts B&B niet volgen. De rechtbank merkt op dat eiseres dit punt ook niet verder heeft onderbouwd. Verder volgt de verzekeringsarts B&B eiseres niet dat er een urenbeperking aangenomen moet worden, omdat hiervoor op basis van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid geen medische grond is. Uit de medische informatie komt niet naar voren dat er sprake is van een dusdanig ernstig energieverlies dat eiseres ook in passend licht fysiek/energetisch weinig belastend werk geen normale werkweek kan werken. Er is in geval van eiseres op andere onderdelen van de FML voldoende rekening gehouden met haar energetische klachten. De rechtbank kan de toelichtingen van de verzekeringsarts B&B volgen.
14. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 30 september 2021.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op
30 september 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn aangenomen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 30 september 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 57,05% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 42,95% arbeidsongeschikt is.