ECLI:NL:RBZWB:2023:2125

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4057
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en toekenning van WGA-vervolguitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 maart 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV behandeld. Eiseres had een WGA-vervolguitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij het UWV haar arbeidsongeschiktheid op 35 tot 45% had vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met haar medische beperkingen en de complexiteit van haar aandoeningen. De rechtbank beoordeelt de argumenten van eiseres en de medische rapporten die door het UWV zijn ingediend. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 30 september 2021 35 tot 45% arbeidsongeschikt was en dat de toekenning van de WGA-vervolguitkering correct was. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, omdat er geen objectieve medische onderbouwing is voor verdergaande beperkingen dan die door het UWV zijn vastgesteld. De rechtbank benadrukt dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid niet alleen gebaseerd kan worden op de subjectieve ervaringen van eiseres, maar op objectieve medische gegevens. De uitspraak bevestigt de beslissing van het UWV en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4057

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).

Inleiding

Het UWV heeft per 30 september 2021 een WGA [1] -vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiseres toegekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. De restverdiencapaciteit is vastgesteld op € 1.395,79.
In bezwaar heeft het UWV de restverdiencapaciteit gewijzigd naar € 1.364,59. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelijk gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 15 juli 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als medewerker klantenservice voor gemiddeld 23,91 uur per week. Op 2 oktober 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Per einde wachttijd heeft het UWV eiseres 40,51% arbeidsongeschikt bevonden. Vanaf 29 september 2020 ontving zij een loongerelateerde WGA-uitkering naar dat percentage.
2. Op 7 juli 2021 heeft het UWV eiseres laten weten dat haar loongerelateerde uitkering de maximumduur bereikt, en dat zij vanaf 30 september 2021 in aanmerking komt voor een WGA-vervolguitkering.
3. Eiseres heeft vervolgens een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid gedaan en tevens bezwaar ingediend tegen het besluit van 7 juli 2021. Het UWV heeft medisch en arbeidskundig onderzoek verricht naar de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres en geconcludeerd dat eiseres 42,95% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek haar bezwaargronden aangevuld. Het UWV heeft vervolgens opnieuw medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Hierna heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres op 30 september 2021 35 tot 45% arbeidsongeschikt is en heeft een WGA-vervolguitkering met ingang van 30 september 2021 toegekend.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 28 juni 2022
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 november 2021
.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 14 juli 2022
.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen die voortvloeien uit haar vele aandoeningen en de comorbiditeit van de aandoeningen. Gelet op het dagverhaal, anamnese, de voorhanden zijnde informatie van haar behandelaren en gelet op de complexiteit en comorbiditeit van de aandoeningen hadden er beduidend meer beperkingen aangenomen dienen te worden. Eiseres is het niet eens met het UWV dat zij op de datum in geding niet aanvullend beperkt is vanwege de diagnose Dupuytren. Zij heeft dit, in tegenstelling tot wat het UWV stelt, voor de datum in geding gemeld aan het UWV, namelijk in de melding toename arbeidsongeschiktheid. De huisarts heeft de diagnose ook vóór de datum in geding gesteld. Verder is eiseres het niet eens met het UWV dat de psychische klachten pas na datum in geding zijn ontstaan. Zij vindt het rigide dat het UWV zich hierbij alleen baseert op de uitdraai van de huisarts, omdat het soms even duurt voordat iemand met klachten naar de huisarts gaat. Zij herkende de klachten van een eerdere burn-out in 2014. Eiseres heeft voordat zij naar de huisarts ging, rond april 2021, deze klachten besproken met virtuele thuiszorg en haar acupuncturist. Bij de huisarts heeft zij dit maar 8 dagen na de datum in geding gemeld. Eiseres is het ook niet eens met het UWV dat er geen rekening gehouden is met het dragen van een korset, omdat ze dat op de datum in geding nog niet deed. Daarmee gaat het UWV voorbij aan het feit dat ze daarvoor al een confectie korset heeft gedragen, dat op 8 november 2021 is aangevraagd door de chirurg (5 weken na de datum in geding). Op de datum in geding was al zeker te verwachten dat dit korset er zou komen, gezien de aard en omvang van de klachten. In de FML zijn onvoldoende beperkingen opgenomen ten aanzien van het dragen van het korset. Gelet hierop acht eiseres zich niet in staat de geduide functies te verrichten. Ter onderbouwing van haar standpunt dient eiseres medische informatie in van orthopedisch chirurg Hoeben van 30 november 2022, met daarbij correspondentie van de orthopedisch chirurg naar de huisarts.
8. Eiseres verwijst voor het overige naar hetgeen eerder in bezwaar is gesteld en benadrukt daarbij het volgende. Zij is door degeneratieve en geobjectiveerde rugafwijkingen aangewezen op rugsparend werk (afwisseling van zitten, staan en lopen, vermijden van langdurig gedwongen houdingen of standen, werk zonder hoge tijdsdruk of dwingend handelingstempo). Zij ziet dit niet terug in de FML. Bovendien heeft zij door neuropathie meer last van haar balans. Ten onrechte zijn er geen beperkingen aangenomen in de rubriek persoonlijk en sociaal functioneren. Ook had er een arbeidsduurbeperking aangenomen moeten worden vanwege chronische pijnklachten, de noodzaak tot recuperatie, psychische klachten en slaapproblemen.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 35 tot 45% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 30 september 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 30 september 2021 35 tot 45% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een WGA-vervolguitkering naar dat percentage. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 30 september 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij ziet geen aanleiding om af te wijken van de FML van 30 november 2021, opgesteld door de verzekeringsarts in de primaire beoordeling.
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 3 februari 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen, en waarom ook de beroepsgronden van eiseres niet leiden tot een ander standpunt. Ten aanzien van de rugklachten licht de verzekeringsarts B&B toe dat de spondylodese op het niveau van L5-S1 al bekend was. Eveneens was bekend dat er sprake was van slijtageafwijkingen op het niveau van andere lendenwervels. De toegenomen objectiveerbare rugproblemen (lage rugklachten door status na posterieure spondylodese) zijn meegenomen in de beoordeling. Uit de medische informatie is volgens de verzekeringsarts B&B niet gebleken dat er ook sprake is van radiculaire klachten of uitvalsverschijnselen zoals verminderde kracht en sensibiliteit. Ook is niet vast komen te staan dat eiseres op de datum in geding een hernia had, waar dan ook terecht geen rekening mee gehouden is. Ten aanzien van Dupuytren bevestigt de verzekeringsarts B&B in het rapport van 3 februari 2023 dat eiseres dit heeft vermeld in de vragenlijst. De verzekeringsarts B&B heeft voldoende gemotiveerd waarom het aanwezig zijn van Dupuytren op de datum in geding niet tot meer beperkingen heeft geleid. Van belang is wat er op de datum in geding aan afwijkingen geobjectiveerd kon worden als gevolg van de aandoening. Het onderzoek aan de handen door de primaire verzekeringsarts heeft uitgewezen dat de kracht aan de handen redelijk was. Voor zover eiseres beperkt werd hierdoor was dit al ruim verdisconteerd in de beperkingen voor tillen, dragen en duwen en trekken vanwege de rugklachten. De handgrepen waren normaal bij het primaire onderzoek. De verzekeringsarts B&B heeft de handen opnieuw onderzocht en, naast een knobbel aan één van de vingers, geen atrofie vastgesteld, geen contracturen en een goede beweeglijkheid van de hand en vingers. De verzekeringsarts B&B heeft daarom geen aanvullende beperkingen aangenomen voor Dupuytren. Ook ziet de verzekeringsarts B&B geen aanleiding om voor de psychische klachten beperkingen aan te nemen. Daarvoor dient er sprake te zijn van aandoeningen die hiervoor enige grond kunnen geven, dan wel objectiveerbare bevindingen bij psychisch onderzoek. Dat eiseres volgens de informatie van de huisarts emotioneel is, niet lekker in haar vel zit en verdrietig is omtrent haar lichamelijke klachten is plausibel en invoelbaar, maar onvoldoende om op basis daarvan beperkingen aan te nemen. Bovendien heeft de primaire verzekeringsarts geen psychische klachten geconstateerd bij het onderzoek. Ten aanzien van het dragen van het korset voor de rugklachten vindt de verzekeringsarts B&B het volstrekt logisch dat hiervoor geen beperking is aangenomen, omdat dit pas vijf weken na de datum in geding is voorgeschreven. Dat eiseres is aangewezen op afwisseling tussen zitten, staan en lopen hoefde niet specifiek genoteerd te worden, omdat dit al volgt uit de beperkingen op zitten, zitten tijdens werk, lopen, lopen tijdens werk, staan en staan tijdens werk. Ook met het vermijden van langdurig gedwongen houdingen en standen is al rekening gehouden in de FML. Dat er in verband met de rugproblematiek een beperking moet gelden voor hoge werkdruk en dwingend handelingstempo kan de verzekeringsarts B&B niet volgen. De rechtbank merkt op dat eiseres dit punt ook niet verder heeft onderbouwd. Verder volgt de verzekeringsarts B&B eiseres niet dat er een urenbeperking aangenomen moet worden, omdat hiervoor op basis van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid geen medische grond is. Uit de medische informatie komt niet naar voren dat er sprake is van een dusdanig ernstig energieverlies dat eiseres ook in passend licht fysiek/energetisch weinig belastend werk geen normale werkweek kan werken. Er is in geval van eiseres op andere onderdelen van de FML voldoende rekening gehouden met haar energetische klachten. De rechtbank kan de toelichtingen van de verzekeringsarts B&B volgen.
14. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 30 september 2021.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op
30 september 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn aangenomen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 30 september 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 57,05% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 42,95% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

18. Het UWV heeft terecht besloten om eiseres per 30 september 2021 een WGA-vervolguitkering toe te kennen, omdat zij per die datum 35 tot 45% arbeidsongeschikt is.
19. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 maart 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.