Op 17 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak tegen een eerdere uitspraak van 15 april 2022, waarin het beroep van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking van de gemeente Schouwen-Duiveland niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet de juiste machtiging had overgelegd om beroep in te stellen. In de verzetprocedure werd enkel beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het beroep terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat de vereiste schriftelijke machtiging niet was ingediend binnen de gestelde termijn. De rechtbank verwierp het standpunt van de gemachtigde dat de heffingsambtenaar de machtiging had moeten overleggen. De rechtbank oordeelde dat het aan de indiener van het beroep is om te voldoen aan de ontvankelijkheidseisen. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees ook het verzoek om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding af, omdat er geen overschrijding van de redelijke behandeltermijn was vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.