ECLI:NL:RBZWB:2023:2107

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
BRE-21_3845_tm_3847
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak op bezwaar WOZ-beschikking en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking voor drie objecten, maar zijn bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank had eerder op 9 september 2022 de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoert dat zijn bezwaar tijdig is ingediend en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van de coronamaatregelen.

Tijdens de zitting op 3 maart 2023 heeft de rechtbank het verzet behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn is overschreden. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende geen aannemelijke redenen heeft aangevoerd voor de termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die de belanghebbende aanvoert niet voldoende zijn om de overschrijding van de bezwaartermijn te rechtvaardigen. Daarom blijft de eerdere uitspraak in stand en wordt het verzet ongegrond verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de belanghebbende om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/3845 tot en met 21/3847
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 op het verzet van
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde]).

1.Procesverloop

1.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere (de heffingsambtenaar), betreffende de aan belanghebbende opgelegde WOZ-beschikking 2021 voor de objecten [adres 1], [adres 2] en [adres 3] te [plaats], met aanslagnummer [aanslagnummer], van 26 juli 2021, verzonden op 29 juli 2021, beroep ingesteld.
1.2.
Bij uitspraak van 9 september 2022 heeft de rechtbank die beroepen ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
1.4.
De rechtbank heeft het verzet op 3 maart 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Namens belanghebbende is zijn gemachtigde verschenen. Namens de heffingsambtenaar zijn [heffingsambtenaar] en [heffingsambtenaar] verschenen.

2.Overwegingen

2.1.
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft de beroepen kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Daarnaast heeft de rechtbank zich kennelijk onbevoegd geacht voor zover de beroepen zijn gericht tegen de ambtshalve beslissing van de heffingsambtenaar.
2.2.
Ter zitting heeft gemachtigde van belanghebbende aangegeven dat het verzet enkel ziet op de uitspraak van de rechtbank dat de beroepen ongegrond zijn.
2.3.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank dus uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de beroepen ongegrond zijn. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
2.4.
Belanghebbende voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat het bezwaar c.q. beroepschrift wel degelijk op tijd is verstuurd. Belanghebbende verzoekt daarbij om een kopie van de gebruikte enveloppe ter controle van de poststempels van PostNL. Ook vraagt belanghebbende hoe en wanneer de heffingsambtenaar voor verzending c.q. bezorging heeft zorggedragen.
Verder stelt belanghebbende dat met de gevolgen van Covid-19/Corona ten onrechte c.q. volstrekt onvoldoende rekening wordt gehouden.
overwegingen rechtbank
2.5.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 van de Awb). Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een aanslag, tenzij de dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in overeenstemming met artikel 231, eerste lid, van de Gemeente wet). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Awb). Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb).
2.6.
Niet in geschil is dat de dagtekening van de aanslag 17 februari 2021 is. Ook staat vast dat de aanslag op diezelfde datum bekend is gemaakt door plaatsing daarvan in de berichtenbox van MijnOverheid.nl.
Het bezwaarschrift, gedagtekend 1 april 2021, is bij de heffingsambtenaar ontvangen op 7 april 2021.
2.7.
Het bezwaarschrift is daarmee niet tijdig ingediend.
2.8.
De wetsartikelen over bezwaartermijnen zijn dwingend van aard. Dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden. De vraag die de rechtbank dan ook voorligt, is of de omstandigheden die belanghebbende noemt dusdanig zijn dat het hem niet verweten kan worden dat hij niet binnen de bezwaartermijn een bezwaarschrift heeft ingediend.
2.9.
Belanghebbende heeft geen redenen aangevoerd voor de overschrijding van de bezwaartermijn. De gemachtigde van belanghebbende heeft enkel gevraagd hoe en wanneer de heffingsambtenaar voor verzending heeft zorggedragen. Belanghebbende heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet mogelijk was tijdig een bezwaarschrift in te dienen.
2.10.
In wat belanghebbende heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 9 september 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Verzoek immateriëleschadevergoeding en proceskostenvergoeding
2.11.
De rechtbank wijst het verzoek om immateriëleschadevergoeding af omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden en ziet ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3.Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 17 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.