Op 29 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft in aanwezigheid van de griffier telefonisch contact gelegd met alle betrokkenen om het spoedverzoek van de gecertificeerde instelling (GI) te bespreken. De GI heeft verzocht om [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in een accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit verzoek is gedaan omdat [minderjarige] zich onttrekt aan het ouderlijk toezicht en zich niet veilig voelt bij de vader, die volgens [minderjarige] nog steeds harddrugs gebruikt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het dringend noodzakelijk is om [minderjarige] uit huis te plaatsen. Tijdens de gesprekken met de jeugdzorgwerker, [minderjarige] en de vader is gebleken dat [minderjarige] bereid is om mee te werken aan een plaatsing, maar dat hij vaak van mening verandert. De kinderrechter heeft besloten om de spoedmachtiging toe te wijzen en heeft de GI, de vader en [minderjarige] in de gelegenheid gesteld hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend met ingang van 29 maart 2023 en tot 12 april 2023, met de mogelijkheid voor verdere beslissingen na de mondelinge behandeling.
De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. W. Duinhof, kinderrechter, en de betrokkenen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verdere beslissingen over de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing aangehouden tot na de mondelinge behandeling.