ECLI:NL:RBZWB:2023:2089

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
C/02/408000 / JE RK 23-555
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • W. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 29 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft in aanwezigheid van de griffier telefonisch contact gelegd met alle betrokkenen om het spoedverzoek van de gecertificeerde instelling (GI) te bespreken. De GI heeft verzocht om [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in een accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit verzoek is gedaan omdat [minderjarige] zich onttrekt aan het ouderlijk toezicht en zich niet veilig voelt bij de vader, die volgens [minderjarige] nog steeds harddrugs gebruikt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het dringend noodzakelijk is om [minderjarige] uit huis te plaatsen. Tijdens de gesprekken met de jeugdzorgwerker, [minderjarige] en de vader is gebleken dat [minderjarige] bereid is om mee te werken aan een plaatsing, maar dat hij vaak van mening verandert. De kinderrechter heeft besloten om de spoedmachtiging toe te wijzen en heeft de GI, de vader en [minderjarige] in de gelegenheid gesteld hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend met ingang van 29 maart 2023 en tot 12 april 2023, met de mogelijkheid voor verdere beslissingen na de mondelinge behandeling.

De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. W. Duinhof, kinderrechter, en de betrokkenen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verdere beslissingen over de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing aangehouden tot na de mondelinge behandeling.

Uitspraak

beschikking

ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
zaakgegevens: C/02/408000 / JE RK 23-555
datum uitspraak: 29 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het spoedverzoek van de GI van 29 maart 2023 met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 29 maart 2023;
  • het telefonische gesprek van de kinderrechter met de heer [naam] , jeugdzorgwerker bij de GI, van 29 maart 2023;
  • het telefonische gesprek van de kinderrechter met [minderjarige] op 29 maart 2023;
  • het telefonische gesprek van de kinderrechter met de vader op 29 maart 2023.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de vader.
Bij beschikking van 26 februari 2020 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 26 februari 2020 en tot 11 maart 2020. Tevens is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de (stief)moeder (netwerkpleeggezin) verleend met ingang van 26 februari 2020 en tot 11 maart 2020.
Bij beschikking van 5 maart 2020 is de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 11 maart 2020 en tot 26 mei 2020. Tevens is bij deze beslissing de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de (stief)moeder verlengd (netwerkpleeggezin) met ingang van 11 maart 2020 en tot 26 mei 2020.
Bij beschikking van 19 mei 2020 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 26 mei 2020 en tot 26 mei 2021. Tevens is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin verleend met ingang van 26 mei 2020 en tot 26 mei 2021.
Bij beschikking van 18 mei 2021 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 26 mei 2022. Ook is bij die beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin verlengd, met ingang van 26 mei 2021 en tot 26 mei 2022. Beide maatregelen zijn laatstelijk verlengd tot 26 mei 2023.
Bij beschikking van 10 augustus 2022 is er een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 10 augustus 2022 en tot 10 november 2022. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
Bij beschikking van 28 oktober 2022 is de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 2 november 2022 beëindigd en is het resterende deel van het verzoek om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp afgewezen.

Het verzoek

De GI verzoekt [minderjarige] met spoed gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De GI verzoekt het verzoek toe te wijzen zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.

De beoordeling

Uit het verzoek van de GI blijkt dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] met spoed uit huis wordt geplaatst (conform artikel 1:265b Burgerlijk Wetboek).
De kinderechter heeft aanleiding gezien om, in aanwezigheid van de griffier, telefonisch contact te leggen met alle betrokkenen om dit verzoek kort te kunnen bespreken voorafgaand aan een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 800, derde lid van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De jeugdzorgwerker liet weten telefonisch contact te hebben gehad met [minderjarige] . Uit dit gesprek kwam naar voren dat [minderjarige] bereid is om mee te werken aan een plaatsing op een open groep. Het verzoek wordt desondanks gehandhaafd omdat [minderjarige] vaak van mening verandert. De kinderrechter heeft daarna [minderjarige] zelf telefonisch gesproken. Hij bevestigde de informatie die de jeugdzorgwerker had gegeven. De kinderrechter heeft vervolgens ook gesproken met de vader. Hij liet weten een plaatsing zoals die nu is verzocht op prijs te zullen stellen.
Gebleken is dat [minderjarige] zich onttrekt aan het ouderlijk toezicht. Hij geeft aan zich niet veilig te voelen bij de vader. De vader gebruikt volgens hem nog steeds harddrugs en hij vindt dat hij niet op een prettige manier door de vader wordt behandeld. Momenteel gaat [minderjarige] niet naar school en bevindt hij zich hoogstwaarschijnlijk rondom [plaats 1] en [plaats 2] waar hij omgaat met jongeren die in het vizier zijn van politie en justitie.
Gezien bovenstaande zorgen zal de kinderrechter de spoedmachtiging toewijzen.
De GI, de vader en [minderjarige] worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna genoemde mondelinge behandeling. In afwachting van deze mondelinge behandeling zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee weken worden verleend. Verdere beslissingen op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
Deze beslissing is ook telefonisch aan de betrokkenen uitgelegd.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 29 maart 2023 en tot 12 april 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing over de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing aan;
bepaalt dat de GI en de vader zullen worden gehoord op de mondelinge behandeling van
[datum] te [tijd], welke zitting wordt gehouden in het gerechtsgebouw te Middelburg, Kousteensedijk 2. [minderjarige] zal via een aparte oproepbrief voor een gesprek met de kinderrechter worden opgeroepen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van drs. Swint.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.