ECLI:NL:RBZWB:2023:2068

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
22-027646
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een auto

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1993, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van een Mercedes-AMG GT63 AMG S 4-matic+ auto, die op 5 november 2022 in beslag was genomen. Klager stelde dat hij een contract had afgesloten met de eigenaar van de auto en dat hij een bedrag had betaald om de auto te mogen gebruiken. Er was een geschil ontstaan tussen klager en de eigenaar over de teruggave van het geld dat klager had betaald voor het gebruik van de auto. Klager gaf aan dat hij niet de eigenaar van de auto was en dat hij geen bezwaar had tegen de teruggave van de auto aan de eigenaar.

Tijdens de zitting op 14 maart 2023 werd klager gehoord, evenals de officier van justitie en de gemachtigde raadsvrouw van de belanghebbende. De belanghebbende was wel opgeroepen, maar verscheen niet. De officier van justitie stelde dat het klaagschrift ongegrond verklaard moest worden, aangezien het geschil tussen klager en de belanghebbende in wezen een civiele kwestie betrof. Klager trok uiteindelijk zijn klaagschrift in, waardoor de rechtbank oordeelde dat klager geen belang meer had bij zijn klaagschrift.

De rechtbank verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift en gaf de teruggave van de auto aan de belanghebbende. Deze beslissing werd genomen door rechter M.H.M. Collombon en is op 28 maart 2023 uitgesproken in een openbare zitting. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk-nummer: 22-027646
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
ter zitting als adres opgegeven: [adres]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 5 november 2022 onder belanghebbende in beslag is genomen: een personenauto van het merk, Mercedes-AMG, type, GT63 AMG S 4-matic+ en voorzien van het [kenteken] .
  • het klaagschrift, ingediend op 27 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 maart 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, klager en mr. W. van Nunen als waarnemend, gemachtigd raadsvrouw van belanghebbende.
De belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [naam] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Klager stelt dat hij een contract heeft afgesloten met de eigenaar van de onder klager inbeslaggenomen auto. Klager heeft een bedrag aan de eigenaar betaald om de auto te mogen gebruiken. Klager heeft met de eigenaar een discussie gehad en wilde de auto aan de eigenaar teruggeven. De eigenaar is hem echter nog het geld verschuldigd dat klager aan hem heeft betaald toen hij de auto onder zich kreeg. De eigenaar wil het geld echter niet teruggeven, maar wel de auto terug. Dat is de reden waarom de eigenaar zijn auto heeft opgegeven als verduisterd. Voor klager is het niet mogelijk om naar Polen te reizen en zijn rechtmatige geldbedrag op te halen. Ter zitting heeft klager gezegd te begrijpen dat voornoemde kwestie, in wezen, een civiele kwestie betreft tussen klager en belanghebbende. Klager zegt niet de eigenaar van de auto te zijn en heeft geen bezwaar tegen teruggave van de auto aan de eigenaar, te weten belanghebbende. Nu het voornemen van het Openbaar Ministerie is om de auto terug te geven aan belanghebbende, zal klager zijn klaagschrift intrekken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Belanghebbende heeft aangetoond als redelijkerwijs rechthebbende van de auto aangemerkt te moeten worden hetgeen klager niet betwist. Klager en belanghebbende hebben, in wezen, een civielrechtelijk geschil dat buiten de kaders van deze raadkamerbehandeling reikt.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank heeft uit het verhandelde in raadkamer en de raadkamerstukken op kunnen maken dat klager en belanghebbende een geschil hebben over een betaalde huur- of borgsom aangaande een door klager bij belanghebbende gehuurde auto. Niet ter discussie staat dat het voertuig in kwestie aan belanghebbende toebehoort. Klager heeft in raadkamer meegedeeld het klaagschrift in te willen trekken. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het klaagschrift van belanghebbende heeft geleid tot een gegrondverklaring en de teruggave van de auto aan belanghebbende. De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat klager geen enkel belang meer heeft bij zijn klaagschrift.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn klaagschrift.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift.
Deze beslissing is op 28 maart 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).