ECLI:NL:RBZWB:2023:2045

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
22-017717 en 22-0177718
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na onterecht ondergane voorlopige hechtenis en kosten van opvang huisdier

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend op 11 augustus 2022. Het verzoek betrof de toekenning van een schadevergoeding aan verzoeker, die onterecht in voorlopige hechtenis had verbleven van 11 juli 2022 tot en met 13 juli 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een vergoeding van € 390,00 toekomt voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling, conform de LOVS-uitgangspunten. Daarnaast heeft verzoeker verzocht om vergoeding van reiskosten van € 74,40 en opvangkosten van € 75,00 voor zijn huisdier, die hij had moeten maken omdat zijn voertuig in beslag was genomen. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen, omdat deze kosten niet onder de reikwijdte van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering vallen.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor de voorlopige hechtenis toegewezen kan worden, maar dat de reiskosten en de kosten voor de opvang van het huisdier niet vergoed kunnen worden. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat de kosten voor opvang en reiskosten geen vermogensschade zijn die voor vergoeding in aanmerking komen op basis van de genoemde artikelen.

De rechtbank heeft ook een forfaitaire vergoeding van € 680,00 toegekend voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift in raadkamer. De totale toegekende schadevergoeding bedraagt dus € 1.070,00, die zal worden overgemaakt op de rekening van de Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Schouten Legal. De beslissing is genomen door rechter M.H.M. Collombon, in aanwezigheid van griffier J. van ‘t Westende, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/176304-22
rk-nummers: 22-017717 en 22-0177718
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 11 augustus 2022, in de zaak:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. W.N. Ramnun, Lage Mosten 49, 4822 NK Breda

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
  • € 74,40, voor vergoeding van reiskosten;
  • € 75,00, voor vergoeding van opvangkosten;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 dan wel € 680,00 voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 13 juli 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker in verzekering is gesteld en in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 14 maart 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. W.N. Ramnun als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat verzoeker op 11 juli 2022 in verdenking is gesteld aangaande een overtreding in de Wet wapens en munitie. Op 13 juli 2022 heeft het Openbaar Ministerie verzoeker laten weten de strafzaak te seponeren wegens onvoldoende bewijs. Verzoeker heeft van 11 juli 2022 tot en met 13 juli 2022 onterecht in voorlopige hechtenis verbleven waarvoor verzoeker een vergoeding vraagt van € 390,00. Voorts heeft verzoeker reiskosten gemaakt ter hoogte van € 74,40 van Breda naar Heerlen. De gemaakte kosten zijn te wijten aan de strafrechtelijke verdenking nu het voertuig van verzoeker in beslag was genomen en hij geen geld had om de treinreis te bekostigen. Verzoeker heeft zonder treinkaartje gereden hetgeen hem op bovenstaande boete (en dus kosten) is komen te staan. In het voertuig van verzoeker was bovendien een huisdier aanwezig waar verzoeker zich over diende te ontfermen. De kosten van de opvang, na inbeslagname van het voertuig waar het huisdier in aanwezig was, bedroegen € 75,00. Deze kosten zijn bij verzoeker in rekening gebracht. Verzoeker acht het in de rede liggen dat deze kosten ten laste van de Staatskas komen. Ten slotte vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding in verband met het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer ter hoogte van € 680,00.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding met betrekking tot de ondergane voorlopige hechtenis toegewezen kan worden. Het gedeelte van het verzoekschrift dat ziet op de reiskosten ter hoogte van € 74,40 dient afgewezen te worden nu de reiskosten naar het politiebureau voor verhoor niet vallen onder de reikwijdte van art. 530 Sv. Datzelfde geldt voor de kosten van de opvang van de hond. De forfaitaire vergoeding kan toegewezen worden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
3 dagen in verzekeringdoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
Ten aanzien van de verzochte kosten in verband met de opvang van de in beslag genomen auto aanwezige hond en de reiskosten van verzoeker is de rechtbank van oordeel dat deze kosten buiten de reikwijdte van artikel 533 Sv. vallen. Er is aldus geen sprake van vermogensschade die op grond van artikel 533 Sv vergoed dient te worden. De rechtbank zal dit deel van het verzoek afwijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 390,00, bestaande uit:
- € 390,00, voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00, bestaande uit de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.070,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Schouten Legal, onder vermelding van “ [betalingskenmerk] ” .
Deze beslissing is op 28 maart 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).