Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 22-019507 en 22-019508. Het verzoekschrift, ingediend op 29 augustus 2022, betreft een verzoek om schadevergoeding op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. van Rooijen, heeft verzocht om een schadevergoeding van € 390,00 voor de onterecht ondergane voorlopige hechtenis en een forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de kosten van rechtsbijstand. De officier van justitie heeft bevestigd dat verzoeker op 15 juli 2022 in verzekering is gesteld en op 16 juli 2022 in vrijheid is gesteld, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld wanneer verzoeker daadwerkelijk in vrijheid is gesteld. De rechtbank heeft daarom, uit billijkheidsoverwegingen, aangenomen dat verzoeker op 17 juli 2022 in vrijheid is gesteld. De rechtbank heeft vervolgens de gevraagde schadevergoeding van € 390,00 toegewezen, evenals de forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de kosten van rechtsbijstand. De totale schadevergoeding bedraagt daarmee € 1.070,00, dat zal worden overgemaakt op de rekening van de advocaat van verzoeker. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.