ECLI:NL:RBZWB:2023:2044

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
22-019507 en 22-019508
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor onterecht ondergane voorlopige hechtenis en kosten van rechtsbijstand

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 22-019507 en 22-019508. Het verzoekschrift, ingediend op 29 augustus 2022, betreft een verzoek om schadevergoeding op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. van Rooijen, heeft verzocht om een schadevergoeding van € 390,00 voor de onterecht ondergane voorlopige hechtenis en een forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de kosten van rechtsbijstand. De officier van justitie heeft bevestigd dat verzoeker op 15 juli 2022 in verzekering is gesteld en op 16 juli 2022 in vrijheid is gesteld, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld wanneer verzoeker daadwerkelijk in vrijheid is gesteld. De rechtbank heeft daarom, uit billijkheidsoverwegingen, aangenomen dat verzoeker op 17 juli 2022 in vrijheid is gesteld. De rechtbank heeft vervolgens de gevraagde schadevergoeding van € 390,00 toegewezen, evenals de forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de kosten van rechtsbijstand. De totale schadevergoeding bedraagt daarmee € 1.070,00, dat zal worden overgemaakt op de rekening van de advocaat van verzoeker. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk-nummers: 22-019507 en 22-019508
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 29 augustus 2022, in de zaak:
[verzoeker]woonplaats kiezende ten kantore van mr. J. van Rooijen, Tivolistraat 18, 5017 HP Tilburg.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00, € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 dan wel € 680,00 voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift in raadkamer;
 de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 14 maart 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. J. van Rooijen als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker op 14 juli 2022 is aangehouden en op 15 juli 2022 in verzekering is gesteld wegens verdenking van een bedreiging. Verzoeker is op 17 juli 2022 in vrijheid gesteld. Die dag is tevens de strafrechtelijke verdenking jegens verzoeker geseponeerd door de officier van justitie wegens onvoldoende bewijs. Gelet op de onterecht ondergane voorlopige hechtenis vraagt verzoeker de rechtbank een vergoeding van € 390,00 voor de drie dagen die verzoeker in verzekering heeft doorgebracht. Voorts vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding ter hoogte van € 680,00 voor het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer. Verzoeker verzoekt de rechtbank zijn verzoekschrift toe te wijzen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker op 15 juli 2022 te 17:50 uur in verzekering is gesteld en op 16 juli 2022 te 22:27 uur in vrijheid is gesteld. Derhalve kunnen er twee dagen aan onterecht ondergane voorlopige hechtenis toegekend worden ad € 260,00. De gevraagde forfaitaire vergoeding kan toegewezen worden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank begrijpt uit het verhandelde in raadkamer dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Volgens de gemachtigd raadsman van verzoeker en de officier van justitie is de strafzaak van verzoeker op 17 juli 2022 geseponeerd.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank begrijpt uit de standpunten van de raadsman van verzoeker en de officier van justitie dat niet ter discussie staat dat verzoeker op 15 juli 2022 in verzekering is gesteld en dat daarvoor het toekennen van een vergoeding aangewezen is. Wel ter discussie staat hoeveel dagen verzoeker in verzekering heeft doorgebracht. De raadsman stelt zich op het standpunt dat verzoeker op 17 juli 2022 in vrijheid is gesteld, nu hij dat zowel van verzoeker als van de afdeling ZSM van het Openbaar Ministerie te horen heeft gekregen, de officier van justitie gaat uit van invrijheidsstelling op 16 juli 2022. De officier van justitie heeft ter zitting een mutatierapport overgelegd waaruit zou moeten blijken dat verzoeker op 16 juli 2022 in vrijheid is gesteld. De rechtbank is van oordeel dat in deze specifieke zaak niet vastgesteld kan worden wanneer verzoeker feitelijk in vrijheid is gesteld. Uit het mutatierapport maakt de rechtbank op dat enkel wordt opgemerkt dat er op 16 juli 2022 verscheidene ambtshandelingen zijn verricht door politie. Op basis van dit mutatierapport kan niet onomstotelijk vastgesteld worden dat verzoeker op 16 juli 2022 is heengezonden. Uit billijkheidsoverwegingen en in het voordeel van verzoeker gaat de rechtbank dan ook uit van een invrijheidstelling op 17 juli 2022.
De rechtbank gaat ervan uit gelet op voorgaande overwegingen dat verzoeker
3 dagen in verzekeringheeft doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 390,00;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00, zijnde de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.070,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Jansen & van Rooijen Advocaten, onder vermelding van “[nummer]”.
Deze beslissing is op 28 maart 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).