ECLI:NL:RBZWB:2023:2042
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake WIA aanvraag
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N.M. de Graaf, beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster heeft op 10 november 2022 beroep aangetekend omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 20 april 2022 voor een herbeoordeling van de arbeidsgeschiktheid van de heer Birsak. Na een besluit van verweerder op 7 december 2022 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om op dit verzoek te reageren, waarop verweerder geen bezwaar heeft gemaakt tegen de proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster, waardoor het verzoek om proceskostenveroordeling als gegrond wordt toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt. Tevens is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten op 30 maart 2023 en openbaar gemaakt. Verzoekster kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift indienen als zij het niet eens is met de uitspraak.