ECLI:NL:RBZWB:2023:2032

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
22-019183 en 22-019184
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na vermeende onterecht ondergane inverzekeringstelling

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een schadevergoeding vroeg voor een vermeende onterecht ondergane inverzekeringstelling. Verzoeker, die op 24 juni 2021 op Schiphol werd aangehouden, stelde dat hij ten onrechte was behandeld als zijnde in verzekering gesteld, ondanks dat er geen formeel bevel tot inverzekeringstelling was gegeven. Hij vroeg een vergoeding van € 130,00 voor de schade die hij zou hebben geleden door deze behandeling, evenals een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 1.455,45 en bijkomende kosten voor het indienen van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en het verhoor op 14 maart 2023, waar de officier van justitie en de gemachtigd advocaat van verzoeker aanwezig waren, de zaak beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een inverzekeringstelling volgens de wettelijke definitie en dat verzoeker niet in aanmerking kwam voor de gevraagde schadevergoeding op basis van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank oordeelde echter dat de kosten van rechtsbijstand en de forfaitaire vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift wel toewijsbaar waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot vergoeding ex artikel 533 Sv afgewezen, maar het verzoek tot vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.135,45, bestaande uit € 1.455,45 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift. Deze beslissing is genomen door rechter M.H.M. Collombon en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/108309-22
rk-nummers: 22-019183 en 22-019184
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 12 augustus 2022, in de zaak:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1995
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P. Susijn, Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,00, € 130,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.455,45, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 2 mei 2022;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 14 maart 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. P. Susijn als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat de raadsman van verzoeker op 9 augustus 2022 op de hoogte is gekomen van de sepotbeslissing door de officier van justitie. Verzoeker is op 24 juni 2021 op Schiphol aangehouden na terugkomst uit Turkije. Verzoeker is vervolgens buiten de daarvoor gestelde termijnen naar het politiebureau in Tilburg overgebracht en is om 19:30 uur gehoord en, vervolgens, om 21:50 uur heengezonden. Hoewel er geen sprake is van een formeel bevel tot inverzekeringstelling is verzoeker van mening dat er sprake is van een fictieve inverzekeringstelling nu het tijdsbestek van de vrijheidsbeneming tien uren bedraagt. Redenen waarom verzoeker de rechtbank vraagt een vergoeding van € 130,00 toe te kennen. Voorts heeft verzoeker kosten van rechtsbijstand moeten maken ter hoogte van € 1.455,45 gelet op de strafrechtelijke verdenking die er tegen verzoeker heerste. Verzoeker vraagt de rechtbank deze kosten toe te kennen en te verhogen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer ad € 680,00.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek gelet op de nadere uitleg van de raadsman van verzoeker en gelet op het feit dat ter zitting is gebleken dat het verzoekschrift door verzoeker is ondertekend. Er is echter geen sprake van enige inverzekeringstelling. Volgens vaste jurisprudentie en de inhoud van art. 533 Sv. valt ophouden voor verhoor, ook als de verzoeker buiten de daarvoor geldende wettelijke termijnen in vrijheid wordt gesteld, niet onder de reikwijdte van art. 533 Sv. Dit deel van het verzoek dient dan ook te worden afgewezen. Voor wat betreft het verzoek tot toekenning van de kosten rechtsbijstand en de bijbehorende forfaitaire vergoeding stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze toegewezen kan worden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank maakt uit het raadkamerdossier op dat verzoeker op 24 juni 2021 te 11:50 uur is aangehouden op Schiphol en op 24 juni 2021 te 21:50 na zijn verhoor is heengezonden. Er is nimmer een bevel tot inverzekeringstelling gegeven en verzoeker heeft ook nimmer tijd in verzekering doorgebracht op het politiebureau.
Voor een vergoeding van schade als gevolg van een gedwongen verblijf op het politiebureau voorafgaand aan of zonder inverzekeringstelling biedt de wet geen grond, ook niet wanneer het de nachtelijke uren betreft en evenmin als er een overschrijding van de negen-uurs termijn voor het ophouden van (strafrechtelijk) onderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht in deze zaak geen gronden aanwezig om van een fictieve inverzekeringstelling uit te gaan, zoals door de raadsman verzocht. Nu er geen inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank het verzoek tot vergoeding van schade als gevolg daarvan afwijzen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.455,45is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv af;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.135,45, bestaande uit:
- € 1.455,45 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.135,45zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Woodrow Van de Kerkhof, onder vermelding van “[nummer]”.
Deze beslissing is op 28 maart 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).