In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 maart 2023, stond een minderjarige verdachte terecht voor poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 januari 2022, waarbij de verdachte meerdere malen met een mes in de rug van [slachtoffer 1] stak. De verdachte deed een beroep op noodweerexces, stellende dat zij handelde uit zelfverdediging om haar jongere zusje, [slachtoffer 3], te beschermen tegen de agressieve handelingen van [slachtoffer 1]. Tijdens de zitting op 9 maart 2023 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een situatie verkeerde waarin zij haar zusje wilde beschermen tegen een onmiddellijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 1]. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk de dood van [slachtoffer 1] wilde veroorzaken, maar dat haar handelen voortkwam uit een hevige gemoedsbeweging. De rechtbank honoreerde het beroep op noodweerexces en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van alle rechtsvervolging was ontslagen. Het in beslag genomen mes werd onttrokken aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter en kinderrechter mr. T.J. van Gessel, samen met mr. D. Bogaert en mr. E.J. Zuijdweg.