ECLI:NL:RBZWB:2023:1919

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/02/404923 / HA ZA 23-2 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident voorlopige voorziening met betrekking tot vluchtweg en erfdienstbaarheid in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 22 maart 2023 een vonnis gewezen in een incident tot het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen over de aanpassing van een vluchtweg en de toepassing van een erfdienstbaarheid. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.F.J. Bollen, vorderen dat de gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.V. Mostert, worden verboden om de vluchtweg anders aan te leggen dan via de bestaande wenteltrap. De gedaagden hebben de wenteltrap vervangen door een rechte trap, wat door de eisers als onrechtmatig wordt betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid het gedaagden toestaat om voorzieningen aan te brengen voor een deugdelijke vluchtweg. De rechtbank oordeelt dat de wenteltrap moet worden teruggeplaatst, zodat de bewoners van het pand van de gedaagden in geval van een calamiteit gebruik kunnen maken van de vluchtweg. De rechtbank heeft de dwangsom voor het niet naleven van deze beslissing gematigd en de kosten tussen partijen gecompenseerd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/404923/ HA ZA 23-2
Vonnis in incident van 22 maart 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
gedaagden in (voorwaardelijke) reconventie,
gedaagden in het incident,
advocaat mr. B.F.J. Bollen te Tilburg,
en

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
eisers in het incident,
advocaat mr. A.V. Mostert te ‘s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 8 februari 2023 van deze rechtbank, met alle daarin genoemde stukken,
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
[eisers] vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank, bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] verbiedt om de vluchtweg anders aan te leggen en te gebruiken dan via de bestaande wenteltrap;
[gedaagden] veroordeelt om binnen veertien (14) dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot het verwijderen van de aangebrachte rechte trap, alsmede [gedaagden] te verbieden om de vluchtweg ten behoeve van de horecafunctie te gebruiken, alles op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding van het verbod tot gebruik van € 1.000,00 per dag van het gebod tot verwijdering van de trap, met een maximum van € 100.000,00, althans een zodanige dwangsom als de rechtbank in goede justitie juist acht;
[gedaagden] veroordeelt tot vergoeding van de door [eisers] gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 1.512,50 inclusief btw;
[gedaagden] veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, het salaris van de advocaat daaronder begrepen, alsmede de na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten) begroot op € 131,00 zonder betekening en verhoogd met € 68,00 in het geval van betekening, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en voor het geval voldoening van de proceskosten (waaronder de nakosten) niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten, rekenend vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.2.
[eiseres in reconventie] voert verweer en concludeert in reconventie:
1. dat de rechtbank [gedaagden in reconventie] veroordeelt de rechte, blauwe trap binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te doen aanbrengen en aangebracht te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagden in reconventie] daarmee in gebreke blijft.
In (voorwaardelijke) reconventie vordert [eiseres in reconventie] dat de rechtbank:
2. [gedaagden in reconventie] veroordeelt de wenteltrap binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te doen aanbrengen en aangebracht te houden op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagden in reconventie] daarmee in gebreke blijft;
3. [gedaagden in reconventie] te veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder mede begrepen een salaris voor de advocaat van [eiseres in reconventie] alsmede de nakosten.

3.De vordering in incident

3.1.
[gedaagden in het incident] vordert bij wijze van provisionele vordering dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[eisers in het incident] veroordeelt de rechte, blauwe trap binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis incident te doen aanbrengen en aangebracht te houden, totdat de rechtbank in hoofdzaak vonnis heeft gewezen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat [eisers in het incident] daarmee in gebreke blijft;
[eisers in het incident] veroordeelt in de kosten van dit incident, daaronder begrepen een salaris voor de advocaat van [gedaagden in het incident] alsmede nakosten.
3.2.
[gedaagden in het incident] legt –samengevat – aan de incidentele vordering het volgende ten grondslag. [gedaagden in het incident] is eigenaar van het perceel aan het [adres 1] . [eisers in het incident] is eigenaar van [adres 2] . Ter plaatse is een erfdienstbaarheid gevestigd waarbij de gebruikers en bezoekers van het horeca- en woonpand [adres 1] bij calamiteiten gebruik mogen maken van het platte dak van het pand [adres 2] om vervolgens met een trap, geplaatst op het perceel van [eisers in het incident] naar de straat te lopen. De erfdienstbaarheid betreft dus uitsluitend een vluchtroute. In de hoofdzaak vordert [eisers in het incident] dat het [gedaagden in het incident] wordt verboden de vluchtweg anders te gebruiken dan via de bestaande wenteltrap. Voorheen was de vluchtroute bedoeld voor horecagasten op de begane grond, alsmede voor de bewoners van de studentenwoningen op de eerste etage en het appartement op de tweede etage. [gedaagden in het incident] heeft [adres 1] verbouwd waarbij de studentenwoningen op de eerste etage zijn omgebouwd tot horecagedeelte. De capaciteit op de eerste etage bedraagt maximaal 60 personen. Voor de vluchtweg is door de gemeente een vergunning verstrekt voor maximaal 45 personen; de overige aanwezigen moeten aan de voorzijde het pand verlaten in het geval van een calamiteit. Het aantal personen dat van de vluchtroute gebruik mag maken is daarmee verminderd ten opzichte van voorheen. [gedaagden in het incident] heeft, nadat overleg tussen partijen niet tot resultaat leidde, de wenteltrap vervangen door een rechte, blauwe trap, omdat de wenteltrap niet voldeed aan de door de gemeente vereiste voorwaarden. Uit de erfdienstbaarheid volgt dat (de eigenaar van) het heersend erf bevoegdheid heeft om aan of op het lijdend erf zodanige voorzieningen te doen aanbrengen dat een deugdelijke vluchtweg kan worden gecreëerd. Deze rechte trap is nadien verwijderd door [eisers in het incident] omdat deze trap het gebruik van het perceel van [eisers in het incident] zou beperken. [eisers in het incident] stelt daarnaast dat het dak niet geschikt is om als vluchtweg te dienen. [gedaagden in het incident] betwist dit en stelt dat de enkele wijziging van de trap geen invloed heeft op de geschiktheid van het dak, en dat er in de nieuwe situatie juist minder mensen van de vluchtweg gebruik zullen (mogen) maken. [gedaagden in het incident] betwist daarnaast dat [eisers in het incident] , althans de huurders van het pand van [eisers in het incident] , worden beperkt in de gebruiksmogelijkheden van dat pand. [gedaagden in het incident] stelt ten slotte groot belang te hebben bij het plaatsen van een rechte trap. Bij gebreke aan een dergelijke trap kan de horecavoorziening niet op volledige capaciteit open, waardoor [gedaagden in het incident] aanzienlijke schade lijdt. Daarnaast is de veiligheid van belang: zonder vluchtweg over het dak van het pand van [eisers in het incident] is de kans op ernstige gevolgen bij calamiteiten groot en beschikt ook de tweede verdieping, waar [gedaagde sub 2] zelf woont, nu niet over een vluchtweg.

4.Het verweer in het incident

4.1.
[eisers in het incident] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van [gedaagden in het incident] in de kosten van het incident. [eisers in het incident] stelt dat [gedaagden in het incident] ten onrechte stelt dat de erfdienstbaarheid ook bestemd was als vluchtweg voor de horeca op de begane grond. Dit is ook volstrekt onaannemelijk, omdat de bezoekers van de begane grond in dat geval eerst via een smalle trap naar boven zouden moeten, in plaats van via de bestaande vluchtweg op de begane grond. Ook betwist [eisers in het incident] dat voorheen studentenwoningen waren gevestigd op de eerste verdieping en dat de tweede verdieping een onzelfstandige woonruimte betrof. Op deze verdiepingen was enkel een bedrijfswoning gevestigd. Met de wijziging van de eerste verdieping naar horecagebruik zal er dan ook sprake zijn van een ander gebruik van de vluchtweg, wat ook volgt uit de stelling dat de capaciteit van de vluchtweg vergroot moest worden. Een constructeur heeft bovendien de draagcapaciteit van het dak berekent en geconcludeerd dat het dak ongeschikt is om als vluchtweg voor de horeca te kunnen dienen, waardoor in het geval van een calamiteit bij een maximale bezetting van de horecagelegenheid op de eerste verdieping een gevaarlijke situatie ontstaat op het dak. [eisers in het incident] stelt zich daarnaast op het standpunt dat [gedaagden in het incident] de erfdienstbaarheid wijzigt. Dat de vluchtweg via de wenteltrap daardoor niet meer voldoet en een rechte trap geplaatst moet worden vanwege een wijziging naar een horecabestemming, dient voor rekening van [gedaagden in het incident] te blijven. Met betrekking tot de vluchtweg heeft [eisers in het incident] diverse malen aangegeven medewerking te willen verlenen aan wijziging van de vluchtweg, maar dat een rechte trap de huurders te veel zou belemmeren. Het zijn dan ook de huurders die eigener beweging de rechte trap hebben verwijderd. De trap belemmert de nooduitgang en de ingang van de lounge. Zowel de nooduitgang als de lounge worden gebruikt voor bevoorrading en de lounge dient daarnaast voor het toelaten van bezoekers. Ook wordt de toegankelijkheid van de vetput ernstig belemmerd door de trap. Nu het dak bovendien ongeschikt is om als vluchtweg te dienen voor het horecagebruik is er geen spoedeisend belang bij [gedaagden in het incident] , omdat de gemeente niet zal toestaan dat er horeca wordt geëxploiteerd zolang het dak ongeschikt is, moet de incidentele vordering worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank overweegt dat, aangezien het hier een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening binnen het kader van een bodemprocedure betreft (zoals bedoeld in artikel 223 Rv), geldt dat de incidentele vordering moet samenhangen met de hoofdvordering. Het algemene vereiste voor toewijsbaarheid van een vordering, te weten dat de eisende partij bij haar vordering belang heeft, gevoegd bij de beperkte werkingsduur van een provisionele voorziening op grond van artikel 223 Rv, betekent dat het belang bij de gevraagde voorziening dringend moet zijn in die zin dat van de [gedaagden in het incident] niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de procedure in de hoofdzaak afwacht. De rechtbank moet daarom beoordelen of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde voorziening rechtvaardigt.
5.2.
Aan het samenhangcriterium is voldaan. De provisionele vordering ziet immers op het terugplaatsen van de vluchtweg via de rechte, blauwe trap, in plaats van via de wenteltrap, zoals door [eisers in het incident] wordt gevorderd. Het betreft daarnaast een voorziening die voor de duur van de procedure kan worden gegeven.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat het in deze procedure voornamelijk gaat over de vraag of de erfdienstbaarheid zover strekt dat het [gedaagden in het incident] vrij staat elke voorziening te treffen die hij noodzakelijk acht om als vluchtweg te dienen. Daarbij dient tevens de vraag te worden beantwoord of dit ook betekent dat [eisers in het incident] verplicht is zijn dakconstructie aan te passen aan de situatie zoals door [gedaagden in het incident] gewenst. [eisers in het incident] heeft immers gesteld en met een rapport onderbouwd dat zijn dakconstructie ongeschikt is voor het beoogde gebruik door [eisers in het incident] Ook moet dan worden vastgesteld of en in hoeverre de huidige situatie dan afwijkt van de voorafgaande situatie. Een dergelijke ruime beoordeling past naar het oordeel van de rechtbank niet binnen het kader van deze incidentele vordering.
5.4.
Omdat nu blijkbaar in het geheel geen vluchtweg aanwezig is, gelet op het (deels) verwijderen van de rechte, blauwe trap – waarbij in het midden kan blijven wie daarvoor verantwoordelijk is – en afgezet tegen de belangen van partijen, is de rechtbank van oordeel dat voor de duur van de procedure de wenteltrap moet worden teruggeplaatst. Het moet voor de bewoner(s) van het pand van [gedaagden in het incident] mogelijk blijven om in het geval van een calamiteit gebruik te kunnen maken van de vluchtweg. Daar staat tegenover dat [eisers in het incident] in de gelegenheid moet zijn om zijn eigendom vrij te kunnen bereiken, eveneens afgezet tegen de erfdienstbaarheid. Bovendien had het, nu het op de uitleg van die erfdienstbaarheid aankomt, op de weg van [gedaagden in het incident] gelegen om, voorafgaand aan het aanvragen van een (uitbreiding van de) horecavergunning voor de eerste etage, hierover duidelijkheid te verkrijgen. Nu [gedaagden in het incident] dat niet heeft gedaan, dient dit voor zijn eigen rekening en risico te blijven, ook als dat betekent dat de horecagelegenheid later, of beperkt, kan worden geopend.
5.5.
[gedaagden in het incident] vordert dat [eisers in het incident] wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat [eisers in het incident] in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen. De rechtbank ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom ambtshalve te matigen en te maximeren, zoals hierna in het dictum wordt vermeld.
5.6.
Nu beide partijen deels in het ongelijk worden gesteld, compenseert de rechtbank de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
veroordeelt [eisers in het incident] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de wenteltrap te doen aanbrengen en aangebracht te houden, totdat de rechtbank in hoofdzaak vonnis heeft gewezen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag dat [eisers in het incident] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00,
6.2.
compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
6.5.
stelt vast dat bij vonnis van 8 februari 2023 een mondelinge behandeling is bepaald op
28 juni 2023.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.