In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 januari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.733. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur ongegrond verklaard, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank behandelt het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 2 december 2022 was belanghebbende niet aanwezig, ondanks dat zij op correcte wijze was uitgenodigd. De rechtbank concludeert dat de uitnodiging tijdig en op het juiste adres is verzonden. De zaak draait om de vraag of de aftrek van uitgaven voor inkomensvoorzieningen terecht is geweigerd. Belanghebbende stelt dat zij recht heeft op deze aftrek omdat zij in 2018 een bedrag van € 20.308 heeft gestort op een lijfrentespaarrekening bij ABN AMRO.
De inspecteur daarentegen stelt dat de aftrek terecht is geweigerd, omdat het gaat om een waardeoverdracht van een lijfrente waarvoor eerder al aftrek is genoten. De rechtbank oordeelt dat de aftrek van uitgaven voor inkomensvoorzieningen inderdaad terecht is geweigerd. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van op belanghebbende drukkende uitgaven in 2018, aangezien het bedrag van € 20.308 niet tot het inkomen van belanghebbende is gaan behoren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de aanslag in stand blijft en belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.