ECLI:NL:RBZWB:2023:181

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
22-022319 en 22-022320
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoedingen ex artikelen 530 en 533 Sv na sepot van strafzaak

Op 2 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak met de rk-nummers 22-022319 en 22-022320. Verzoeker, geboren in 1987, had verzocht om vergoedingen op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) na een sepot van zijn strafzaak wegens onvoldoende bewijs op 9 juli 2022. De rechtbank heeft de verzoekschriften op 4 oktober 2022 ontvangen en op 19 december 2022 heeft een zitting in de raadkamer plaatsgevonden. Tijdens deze zitting zijn de officier van justitie, de verzoeker en zijn advocaat, mr. S.J. Nijssen, gehoord.

De rechtbank overweegt dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding voor de dagen die hij in verzekering heeft doorgebracht, alsook voor inkomstenderving en kosten van rechtsbijstand. De officier van justitie heeft zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor inkomstenderving onvoldoende was onderbouwd, maar heeft later in raadkamer erkend dat deze vergoeding redelijk was. De rechtbank heeft de verzochte bedragen beoordeeld en heeft besloten om de vergoedingen toe te kennen, inclusief een bedrag voor de kosten van rechtsbijstand en de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften.

De rechtbank heeft uiteindelijk de verzoeken tot vergoeding toegewezen, met een totaalbedrag van € 3.142,87, dat zal worden overgemaakt aan de betrokken partijen. De beslissing is genomen door rechter J.P.M. Hopmans en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02-107465-22
rk-nummers: 22-022319 en 22-022320
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 4 oktober 2022, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. S.J. Nijssen, 4461 HS Goes, Wulfaertstraat 3.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
  • € 319,60, voor vergoeding van inkomstenderving;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.462,87, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 9 juli 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 29 april 2022 in verzekering is gesteld en op 30 april 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 19 december 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, verzoeker en mr. S.J. Nijssen als advocaat van verzoeker gehoord.
In het verzoekschrift is aangevoerd dat verzoeker werd verdacht van mishandeling en bedreiging. De zaak is op 9 juli 2022 wegens onvoldoende bewijs geseponeerd. Verzoeker verzoekt nu om vergoedingen zoals hiervoor bij de procedure gemeld.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding van inkomstenderving moet worden afgewezen omdat deze onvoldoende is onderbouwd. De overige verzochte vergoedingen kunnen naar de mening van de officier van justitie worden toegewezen.
Verzoeker en de raadsman hebben in raadkamer de verzochte vergoeding van inkomstenderving nader toegelicht en onderbouwd.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoeding van inkomstenderving redelijk is.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
2 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Ten aanzien van de verzochte vergoeding in verband met inkomstenderving is de rechtbank van oordeel dat sprake is van vermogensschade die op grond van artikel 533 Sv vergoed dient te worden. De vermogensschade is in raadkamer ook voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst deze vermogensschade, te weten
€ 319,60op gronden van billijkheid toe.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.462,87is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 579,60, bestaande uit:
- € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en
- € 319,60, voor vergoeding van inkomstenderving;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.142,87, bestaande uit:
- € 2.462,87 aan kosten van rechtsbijstand en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 579,60zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 1] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Zeeuwse Advocaten, onder vermelding van “ [verzoeker] , rk-nummers 22-022319 en 22-022320”;
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.142,87zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 2] ten name van Advocatenkantoor Zeeland te Goes, onder vermelding van “ [verzoeker] , rk-nummers 22-022319 en 22-022320”.
Deze beslissing is op 2 januari 2023 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zuidhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 januari 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).