Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 16.780,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
- € 20.950,00, voor schade wegens de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis;
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 12,45, voor vergoeding van reiskosten;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- het vonnis van de meervoudige kamer van 28 januari 2021 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 29 juni 2019 in verzekering is gesteld en op
2.De beoordeling
160 dagen in verzekering en voorlopige hechtenisdoorgebracht, waarvan 3 dagen op het politiebureau, 23 dagen in het Huis van Bewaring met beperkingen en 134 dagen in het Huis van Bewaring zonder beperkingen. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
€ 16.780,00voor de vrijheidsbeneming in de politiecel en het huis van bewaring, inclusief de beperkingen, kan worden toegekend. De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 16.780,00voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
€ 17.472,45zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van de Luijtgaarden Advocaten B.V., onder vermelding van “ [nummer] ”.