ECLI:NL:RBZWB:2023:1750
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van handhavingsverzoek en verzoek om schadevergoeding met betrekking tot toegangspad
In deze zaak heeft de verzoeker, wonende in Breda, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda verzocht om een toegangspad nabij zijn woning afgesloten te houden voor fietsers, brommers en scooters op werkdagen van 08:00 tot 17:00 uur. Dit verzoek was ingegeven door overtredingen van de Algemene plaatselijke verordening. Het college heeft op 15 juli 2022 het handhavingsverzoek en een verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. In een eerdere uitspraak op 9 september 2022 werd dit verzoek afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang.
Na de beslissing op bezwaar van 17 januari 2023, waarin het college het bezwaar tegen de schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaarde en het handhavingsverzoek afwees, heeft de verzoeker opnieuw beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een acute noodsituatie en dat de verzoeker onvoldoende spoedeisend belang had bij zijn verzoek. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het opleggen van maatregelen aan het college te vergaand zou zijn en de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij in een financiële noodsituatie verkeerde.
De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 17 maart 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.