ECLI:NL:RBZWB:2023:1749

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 23_186 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende griffierecht

Op 17 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak. De verzoekster, woonachtig in [woonplaats verzoekster], had op 12 januari 2023 verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend in het kader van een procedure tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, dat als verweerder optrad. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster het griffierecht van € 184,- niet had betaald, ondanks dat zij tweemaal in de gelegenheid was gesteld om dit te doen. De eerste aanmaning was verzonden op 13 januari 2023 en de tweede op 8 februari 2023. Beide brieven waren aangetekend verzonden en zijn op het juiste adres bezorgd. Verzoekster heeft geen verontschuldiging gegeven voor het niet betalen van het griffierecht, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/186

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster], uit [woonplaats verzoekster], verzoekster

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft de voorzieningenrechter op 12 januari 2023 verzocht om een voorlopige voorziening.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek doet om een voorlopige voorziening, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:82 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. Verzoekster is bij twee aangetekend verzonden brieven van 13 januari 2023 en 8 februari 2023 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van de brief. Uit Track & trace van post.nl is gebleken dat de aangetekende brieven zijn bezorgd op [adres verzoekster]. Eiseres woont aan [gecorrigeerd adres verzoekster]. Gelet daarop is de nota bij brief van 24 februari 2023 per gewone post aan eiseres toegestuurd en is opnieuw een termijn van twee weken geboden voor het betalen van het griffierecht.
4. Verzoekster heeft het griffierecht niet betaald. Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
5. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 17 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.