ECLI:NL:RBZWB:2023:1739

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
02-226998-22 en 02-132758-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging met onvoorwaardelijke gevangenisstraf en TBS met voorwaarden

Op 4 september 2022 heeft verdachte samen met een ander de woning van het slachtoffer binnengedrongen en met geweld een geldbedrag van ongeveer € 800,-- gestolen. De rechtbank heeft de zaak op 3 maart 2023 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelt dat de tenlastelegging geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld. De rechtbank legt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast wordt TBS met voorwaarden opgelegd, omdat verdachte lijdt aan een licht verstandelijke beperking en andere psychische stoornissen. De rechtbank oordeelt dat er een hoog recidiverisico is en dat langdurige behandeling noodzakelijk is. De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 1.800,--, waarvan de rechtbank € 400,-- aan materiële schade en € 1.000,-- aan immateriële schade toekent. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-226998-22 en 02-132758-20 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 17 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 2000 te [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in de RJJI De Hartelborgt,
raadsman mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat te Zevenbergen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 maart 2023, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 4 september 2022 samen met een ander de woning van [slachtoffer] is binnengedrongen en met geweld een geldbedrag van ongeveer € 800,-- heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte, het letsel, de camerabeelden en de verklaring van verdachte. Er is geen aanleiding om aan de verklaring van aangever te twijfelen nu uit het dossier een aantal objectieve feiten en omstandigheden blijken die zijn verklaring ondersteunen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld hoeveel geld aangever in zijn bezit had en hoeveel geld er is weggenomen. Door de verbalisanten is op een later moment ook geen geld onder de verdachten aangetroffen. Verdachte heeft bekend dat hij samen met een ander in de woning aanwezig was en dat hij aangever heeft geslagen omdat hij een conflict met hem had, maar heeft ontkend dat hij geld heeft weggenomen. De vraag is dus of er een geldbedrag is weggenomen. Enkel aangever verklaart over het weggenomen geld en zijn verklaring is op dit punt niet consistent. Ook wordt zijn verklaring niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen vast verdachte en de medeverdachte op 4 september 2022 in de woning van aangever zijn geweest en de in de tenlastelegging genoemde handelingen hebben gepleegd. Ook is hieruit de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte gebleken. Het feit dat aangever niet precies weet welk geldbedrag hij in zijn portemonnee had en er onduidelijk bestaat over de hoogte van het weggenomen geldbedrag, maakt niet dat de rechtbank zijn verklaring op dit punt ongeloofwaardig vindt. De verklaring van aangever vindt op andere punten voldoende steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangever dat er een geldbedrag uit zijn portemonnee is weggenomen. Over de hoogte van het gestolen geldbedrag overweegt de rechtbank dat uit de aangifte blijkt dat er in ieder geval een geldbedrag is weggenomen. Aangever verklaart dat het weggenomen gelbedrag ongeveer € 800,-- moet zijn geweest terwijl verdachte bij de politie verklaart dat hij zeven à acht briefjes van 50 heeft gezien en hij noemt daarbij een bedrag van € 600,--. Nu de precieze hoogte van het gestolen geldbedrag onduidelijk is gebleven zal de rechtbank “enig geldbedrag” bewezen verklaren.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 september 2022 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, enig geldbedrag, dat geheel aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader
- de woning van die [slachtoffer] gemaskerd binnengedrongen en
- die [slachtoffer] -zakelijk weergegeven- toegevoegd dat hij en/of zijn mededader geld moesten hebben, en
- die [slachtoffer] een of meermalen tegen zijn lichaam geduwd en/of een of meerdere
vuistslagenin zijn gezicht en/of tegen zijn hoofd gegeven,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam en
- aan het horloge van [slachtoffer] , die hij om zijn pols droeg, getrokken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert hij aan verdachte op te leggen de maatregel terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, met daaraan alle voorwaarden verbonden zoals door de reclassering zijn geadviseerd en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Om verdachte ook na afloop van de TBS-maatregel te kunnen begeleiden, is ten slotte gevorderd om aan verdachte op te leggen een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in lijn met de adviezen aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft zich bereid verklaard om zich aan de voorwaarden houden. De verdediging verzoekt daarnaast om rekening te houden met de forse problematiek en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte door de duur van de gevorderde gevangenisstraf te beperken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld. Samen met de medeverdachte zijn ze onverhoeds de woning van het slachtoffer, te weten zijn stiefvader, binnengedrongen. Het slachtoffer is met geweld gedwongen om een geldbedrag af te geven en heeft daarbij licht letsel opgelopen. Verdachte heeft er met een smoes voor gezorgd dat het slachtoffer de deur voor hem opende, waarbij het slachtoffer in de veronderstelling was dat hij alleen was. Door zo te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van de relatie tussen hem en het slachtoffer, dit voor eigen financieel gewin. Daarnaast heeft verdachte door geweld te gebruiken een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het feit heeft veel indruk gemaakt op het slachtoffer en heeft nog altijd impact op zijn dagelijks leven, zo blijkt uit de onderbouwing van de vordering benadeelde partij. Hierin stelt hij enige tijd slecht te hebben geslapen en nog steeds schrikachtig te zijn. Verdachte heeft hierbij niet stilgestaan en enkel oog gehad voor zijn eigen belang. De rechtbank rekent verdachte dit feit aan.
Strafblad
De rechtbank overweegt dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, onder andere voor geweldsdelicten. De rechtbank zal hier in het nadeel van verdachte rekening mee houden.
Maatregel(en)
Bij het bepalen van de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf is van belang of verdachte al dan niet (verminderd) toerekeningsvatbaar was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten en of aan hem de maatregel van TBS met voorwaarden moet worden opgelegd.
Bij de beoordeling van die vraag slaat de rechtbank acht op de rapportages van [psychiater] van 2 februari 2023 en [GZ-psycholoog] van 27 januari 2023.
De deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een autismespectrumstoornis, een niet anders omschreven persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken en een stoornis in cannabisgebruik. Dit was ten tijde van het plegen van het feit ook zo. Er wordt daarom door de deskundigen geadviseerd om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op het plegen van een geweldsdelict wordt bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij als hoog aangemerkt. Er zijn weinig beschermende factoren en verdachte laat zich niet of nauwelijks begeleiden. De complexe problematiek van verdachte behoeft langdurige en intensieve behandeling en vanwege de eerdere problemen met het houden aan voorwaarden, waarbij hij geneigd was zich aan behandeling en begeleiding te onttrekken, is een ambulant kader onder toezicht van de reclassering vanuit een strak kader noodzakelijk. De deskundigen adviseren om TBS met voorwaarden aan verdachte op te leggen, zodat er over een langere periode toezicht gehouden wordt op hem en verdachte binnen strakkere kaders behandeld wordt. Ook moet er een mogelijkheid zijn om de zorg op te schalen in het geval verdachte behandeling en/of medicatie staakt. TBS met voorwaarden is daarbij het meest passend.
Er is vervolgens een maatregelenrapport door de reclassering uitgebracht op 1 maart 2023. Ook zij schatten het risico op recidive in als hoog. Verdachte heeft langdurig intensieve hulp en behandeling nodig om het risico op recidive te verlagen. Bij verdachte is geen sprake van zelfinzicht en/of ziekte-inzicht en hij is intrinsiek nauwelijks gemotiveerd voor gedragsverandering. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Verdachte is gebaat bij een zeer gestructureerde omgeving met toezicht en controle. De reclassering adviseert (voorzichtig) positief over TBS met voorwaarden, maar acht het van belang dat verdachte zich hieraan onvoorwaardelijk committeert. In geval verdachte voldoende inzet en motivatie toont voor een mogelijk langdurige (klinische) behandeling, ziet de reclassering mogelijkheden om het toezicht hierop uit te oefenen. Zij adviseren de in het rapport genoemde voorwaarden aan de maatregel te verbinden. Daarnaast adviseren zij
ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden en om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat verdachte blijvend kan worden ondersteund na afloop van de TBS met voorwaarden in de vorm van een langdurig reclasseringstoezicht. Dit is gelet op zijn problematiek noodzakelijk.
[Reclasseringswerker] heeft de inhoud van de genoemde reclasseringsadvies op de zitting onderschreven. Gelet op de beperkte leerbaarheid van verdachte is het de vraag of hij zich voor langere tijd kan committeren aan de voorgestelde voorwaarden, maar de reclassering is bereid verdachte een kans te geven.
De rechtbank neemt de conclusies van voornoemde deskundigen over. Verdachte wordt ten aanzien van het bewezenverklaarde feit als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. Gelet op de conclusies en adviezen van de deskundigen, de ernst van het feit en de problematiek van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden noodzakelijk is. De rechtbank weegt mee dat verdachte zich ter zitting bereid heeft verklaard om zich aan de voorwaarden te houden en de reclassering hem om die reden ook de kans wil geven. Daarmee is er een stevig kader waarin langdurige behandeling van verdachte kan plaatsvinden. De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van TBS. Bij verdachte bestonden ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornissen van zijn geestvermogens. Op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist de maatregel, omdat sprake is van ernstige stoornissen en een hoog recidiverisico. Tevens is, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldaan. Aan de TBS-maatregel zal de rechtbank de door de reclassering in het rapport geadviseerde voorwaarden verbinden. Gelet op de noodzaak van een behandeling en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank overweegt voorts dat de TBS zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Naast de maatregel van TBS met voorwaarden zal de rechtbank ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de TBS met voorwaarden onder toezicht te stellen indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Wat betreft de noodzaak tot deze maatregel overweegt de rechtbank dat langdurige ondersteuning gelet op de problematiek van verdachte nodig is, waardoor gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden na de TBS passend en geboden zijn.
Gevangenisstraf
Gelet op de ernst van het feit kan niet kan worden volstaan met enkel de oplegging van voornoemde maatregelen. De rechtbank zal daarom aan verdachte ook een gevangenisstraf opleggen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de gevangenisstraf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten gaan voor een diefstal met licht geweld uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar. Er is bij deze jonge verdachte sprake van forse problematiek en door oplegging van voornoemde maatregelen zal verdachte voor langere tijd moeten meewerken aan de voorgestelde hulpverlening en toezicht en zal hij zich daar ook voor in moeten zetten. De rechtbank weegt de impact van deze maatregelen mee bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf. De rechtbank stelt voorop dat het van belang is dat zo spoedig mogelijk met de behandeling gestart gaat worden. De rechtbank zal daarom een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd en afwijken van het hiervoor genoemde oriëntatiepunt. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Nu de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden heeft bevolen, is het van belang dat zo snel mogelijk na invrijheidsstelling met de maatregel wordt aangevangen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.800,--, bestaande uit € 800,-- aan materiële schade en € 1.000,-- aan immateriële schade.
Materiële schade
Hiervoor is vastgesteld dat de hoogte van het weggenomen geldbedrag onduidelijk is gebleven. De benadeelde verklaart dat het weggenomen geldbedrag ongeveer € 800,-- moet zijn geweest. Verdachte verklaart bij de politie dat hij zeven à acht briefjes van € 50 heeft gezien en noemt daarbij een bedrag van € 600,--. Het schadebedrag kan daarom niet nauwkeurig worden vastgesteld. De rechtbank zal daarom gebruik maken van de schattingsbevoegdheid, als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De door de benadeelde gevorderde vergoeding van de materiële schade acht de rechtbank redelijk tot een bedrag van € 400,--, omdat wel vast staat dat er een geldbedrag is weggenomen en de benadeelde hiervoor gecompenseerd moet worden. De rechtbank zal de vordering van de materiële schade voor het overige niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Uit de onderbouwing van de vordering is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Dit deel van de vordering is daarmee voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist. De rechtbank zal deze post daarom in zijn geheel toewijzen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten vanaf 4 september 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt ten slotte vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd in de zaak met parketnummer 02-132758-20 niet langer aan de orde is omdat de straf al eerder is tenuitvoergelegd.
De rechtbank stelt vast dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke reeds is bevolen. De officier van justitie zal dan ook in deze vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk worden verklaard.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 38z en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast
de terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- dat verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- dat verdachte één of meer vingerafdrukken laat nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
- dat verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering houdt. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- dat verdachte de reclassering aan een actuele foto helpt waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde aanwezigheid;
- dat verdachte meewerkt aan huisbezoeken;
- dat verdachte de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- dat verdachte zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
- dat verdachte meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* dat verdachte meewerkt aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC),
Forensisch Psychiatrisch Afdeling (FPA), Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) of andere instelling (zoals een verslavingsinstelling) als de reclassering dat nodig vindt en als verdachte daarmee instemt. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
* dat verdachte zich laat opnemen bij een forensische klinische instelling. Het beveiligingsniveau en behandelduur wordt beoordeeld door de NIFP rapporteurs en is mede te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start zodra de aangewezen FPK of FPA een bed voor hem vrij heeft. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich, aansluitend aan de klinische behandeling, ambulant laat behandelen door een ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, aansluitend aan de klinische behandeling verblijft in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijft duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
* dat verdachte geen drugs gebruikt, dit houdt in volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt, dit houdt in volledige abstinentie. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
* dat verdachte meewerkt aan de controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen en/of te monitoren. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact mag hebben met het [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1971 en [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 3] 1997, zolang het openbaar ministerie dit contactverbod noodzakelijk acht;
* dat verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden en meewerkt aan het treffen van betalingsregelingen, indien de reclassering dit nodig acht;
- draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Gedragsbeïnvloedende maatregel
- legt aan verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
Vordering tot tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 02-132758-20;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van
€ 1.400,--, waarvan € 400,-- aan materiële schade en € 1.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 1.400,-- te betalen, waarvan € 400,-- aan materiële schade en € 1.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
4 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 24 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. J.C. Gillesse en
mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 maart 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.