ECLI:NL:RBZWB:2023:169
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de terugvordering van loonkosten tegemoetkoming op grond van de NOW-1
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de terugvordering van een voorschot op de loonkosten tegemoetkoming op grond van de NOW-1 beoordeeld. Eiser, een leverancier van gas, had een tegemoetkoming van € 7.373,- ontvangen, waarvan € 5.898,- als voorschot was uitbetaald. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had op 17 februari 2022 besloten dat eiser dit voorschot moest terugbetalen, omdat hij geen definitieve aanvraag voor vaststelling van de tegemoetkoming had ingediend binnen de gestelde termijn. Eiser had tot 9 januari 2022 de tijd om deze aanvraag in te dienen, maar heeft dit niet tijdig gedaan, ondanks twee herinneringsbrieven van de minister.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die hem verhinderden om tijdig een aanvraag in te dienen. Eiser had in de veronderstelling verkeerd dat zijn accountant de aanvraag zou indienen, maar de rechtbank stelt vast dat dit misverstand voor zijn rekening en risico komt. De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot vaststelling van de tegemoetkoming op nihil en tot terugvordering van het voorschot. Eiser heeft geen relevante argumenten aangedragen die de terugvordering zouden kunnen rechtvaardigen, en de rechtbank oordeelt dat de terugvordering een gerechtvaardigd doel dient, namelijk een goede besteding van gemeenschapsgeld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.