ECLI:NL:RBZWB:2023:1659

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
22-017722 en 22-017724
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor ondergane inverzekeringstelling en kosten rechtsbijstand

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met parketnummer 02-190116-22, waarbij verzoekster een schadevergoeding heeft aangevraagd op basis van de artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoekster, geboren in 1996, had op 25 april 2022 inverzekeringstelling ondergaan en is op 26 april 2022 weer in vrijheid gesteld. De rechtbank heeft kennisgenomen van de verzoekschriften die op 11 augustus 2022 zijn ingediend, waarin verzoekster een vergoeding van € 260,00 voor de inverzekeringstelling en € 1.885,42 voor kosten van rechtsbijstand heeft verzocht. Het Openbaar Ministerie heeft het verzoek tot vergoeding van € 130,00 per dag voor de inverzekeringstelling toegewezen, maar erkende ook dat er sprake was van twee dagen inverzekeringstelling. De rechtbank heeft besloten dat de zaak schriftelijk kon worden afgedaan en heeft alle betrokkenen van haar beslissing op de hoogte gesteld.

De rechtbank overweegt dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat verzoekster recht heeft op een schadevergoeding op basis van de artikelen 533 en 530 Sv. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om verzoekster een vergoeding toe te kennen voor de dagen die zij in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de gevraagde bedragen voor de kosten van rechtsbijstand en de indiening van de verzoekschriften toegewezen, en heeft in totaal een bedrag van € 2.225,42 aan verzoekster toegekend. De beslissing is genomen door rechter T.M. Brouwer in aanwezigheid van griffier S.H.M.R. Chevalier-Verbunt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-190116-22
rk-nummers: 22-017722 en 22-017724
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 11 augustus 2022, in de zaak:
[verzoekster],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. Y. Ameziane te (5211 TW) ‘s-Hertogenbosch, Stationsweg 14.
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.885,42, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de schriftelijke aanvulling op het verzoekschrift d.d. 11 september 2022;
  • de kennisgeving sepot van 28 juli 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 25 april 2022 in verzekering is gesteld en op 26 april 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de behandeling van onderhavig verzoekschrift in raadkamer kennisgenomen van de aanvulling op het verzoekschrift en de conclusie van het Openbaar Ministerie. Daaruit volgt dat het Openbaar Ministerie het verzoek ex artikel 533 Sv toewijsbaar acht tot een bedrag van € 130,00, maar dat zij onderkent dat er sprake is van twee dagen inverzekeringstelling. Voorts heeft het Openbaar Ministerie zich niet verzet tegen de verzochte vergoeding van kosten rechtsbijstand van € 1885,42. Gelet op de schriftelijke aanvulling op het eerder ingediende verzoekschrift en voornoemd standpunt van het Openbaar Ministerie heeft de rechtbank bepaalt dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan en heeft alle betrokkenen van haar beslissing in kennis gesteld.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoekster is geseponeerd. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan haar een vergoeding toe te kennen voor de dagen die zij in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoekster is op 25 april 2022 om 11:09 uur in verzekering gesteld op het politiebureau en op 26 april 2022 op last van de officier van justitie in vrijheid gesteld en heengezonden. Dat betekent dat verzoekster recht heeft op een vergoeding voor
2 dagen inverzekeringstelling. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau. De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.885,42is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.225,42, bestaande uit:
- € 1.885,42 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.485,42zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Kuijpers & Nillesen Advocaten te ‘s-Hertogenbosch, onder vermelding van “ [betaalkenmerk] ”.
Deze beslissing is op 14 maart 2023 gegeven door mr. T.M. Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting 14 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).