ECLI:NL:RBZWB:2023:1657

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
22-010198
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding ex artikel 530 Sv voor gemaakte kosten en inkomstenderving

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 18 mei 2022 was ingediend. Verzoeker, die was vrijgesproken in een strafzaak, verzocht om een vergoeding van gemaakte kosten voor rechtsbijstand en inkomstenderving. De rechtbank heeft de verzoeker gehoord in raadkamer, waar de officier van justitie en de gemachtigde advocaat van verzoeker aanwezig waren. Verzoeker was niet zelf verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker kosten heeft gemaakt voor rechtsbijstand ter hoogte van € 6.838,82, en heeft dit bedrag als billijk en voldoende onderbouwd beschouwd. Daarnaast heeft verzoeker een vergoeding van € 1.667,17 gevraagd voor inkomstenderving en € 6,44 voor reiskosten. De rechtbank heeft de reiskosten voor het verhoor op het politiebureau afgewezen, maar de reiskosten voor het bijwonen van de zittingen zijn toegewezen. De rechtbank heeft ook de inkomstenderving toegewezen, op basis van de overgelegde producties en de toelichting van de advocaat.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe te wijzen tot een totaalbedrag van € 9.190,47, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand, reiskosten, inkomstenderving en kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift. De beslissing is genomen door rechter T.M. Brouwer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-238668-21
rk-nummer: 22-010198
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 18 mei 2022, in de zaak:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1956 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. mr. F. Bajrami te (4813 DA) Breda, Princenhagelaan 1-b3.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 6.838,82, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 1.667,17, voor vergoeding van vermogensschade (inkomstenderving) inclusief misgelopen vergoeding van reiskosten;
  • € 6,44, voor vergoeding van reiskosten ten behoeve van verhoor op het politiebureau en het bijwonen van de zitting;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 23 maart 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de herziene schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie van 19 mei 2022.
  • de aanvulling op het verzoekschrift van 23 juni 2022;
  • de aanvulling op het verzoekschrift van 18 januari 2023;
Op 28 februari 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Oosterveld, verzoeker en mr. F. Bajrami als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer door de politierechter van deze rechtbank is vrijgesproken. Verzoeker heeft kosten gemaakt voor de aan hem verleende rechtsbijstand en acht het redelijk en billijk dat aan hem een vergoeding toekomt van in totaal € 6.838,82 in verband met een eerdere OM-hoorzitting op 12 november 2021, waarbij verzoeker niet akkoord was gegaan met het voorstel van de officier van justitie (€ 1.669,80) en in verband met de behandeling van de strafzaak op 23 maart 2022 (€ 5.169,02). Daarnaast wordt verzocht om een vergoeding van € 1.667,17 wegens inkomstenderving (inclusief misgelopen vergoeding van reiskosten) door vervolging (OM -zitting) en de behandeling van de strafzaak ter zitting. Voorts heeft verzoeker reiskosten gemaakt ten behoeve van het onderzoek (verhoor politiebureau) en het bijwonen van de behandeling van de strafzaak en verzoekt daarvoor een vergoeding van in totaal
€ 6,44.
Mr. Bajrami heeft in aanvulling op het verzoekschrift aangevoerd dat in reactie op de herziene schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie namens verzoeker nog een tweetal verklaringen van de [werkgever] van [plaats 1] en [plaats 2] (productie 12) zijn overgelegd, waaruit overduidelijk blijkt dat verzoeker de werkzaamheden op vrijdag 12 november 2021 en woensdag 23 maart 2022 niet heeft kunnen verrichten die hij anders wel zou hebben verricht. De spreekuren die stonden gepland zijn gecanceld. Bij navraag is gebleken dat de gecancelde uren (inkomsten) niet op een ander moment worden ingehaald. Deze worden bij collega’s van verzoeker ingeroosterd.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke herziene reactie van het Openbaar Ministerie, in die zin dat zij de verzochte vergoeding van kosten voor de aan verzoeker verleende rechtsbijstand en de reiskosten toewijsbaar acht. Ten aanzien van de verzochte vergoeding wegens gederfde inkomsten heeft zij zich, na de nadere toelichting van
mr. Bajrami in raadkamer, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 6.838,82is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Verzoeker heeft daarnaast een bedrag ter hoogte van € 1,96 verzocht voor reiskosten in verband met het verhoor op het politiebureau op 6 september 2021, een bedrag van € 2,24 in verband met het bijwonen van de OM-hoorzitting en een bedrag van € 2,24 in verband met het bijwonen van de politierechterzitting op 23 maart 2021. De reiskosten in verband met een verhoor op het politiebureau vallen buiten het bereik van artikel 530 Sv, zodat de rechtbank de verzochte reiskosten van € 1,96 zal afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met het bijwonen van de OM-hoorzitting en de politierechterzitting voldoende zijn onderbouwd en wijst het bedrag ter hoogte van
€ 4,48toe.
Verzoeker heeft voorts een bedrag ter grootte van
€ 1.667,17verzocht voor inkomstenderving. Daartoe zijn diverse producties ter onderbouwing overlegd en in raadkamer heeft mr. Bajrami nog een nadere toelichting gegeven. Gelet op de inhoud van verzoek, de aanvullende stukken en de toelichting op het verzoek in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van aantoonbare geconcretiseerde inkomstenderving vanwege het bijwonen van de behandeling van de zaak door de rechtbank en het bijwonen van de OM-hoorzitting en zal het verzochte bedrag dan ook toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 9.190,47, bestaande uit:
- € 6.838,82 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 4,48 aan reiskosten;
- € 1.667,17 aan kosten in verband met inkomstenderving; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 9.190,47zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Hörchner Advocaten, onder vermelding van “ [betaalkenmerk] vergoeding”.
Deze beslissing is op 14 maart 2023 gegeven door mr. T.M. Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).