ECLI:NL:RBZWB:2023:1653

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
22-026131
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift inzake inbeslaggenomen Audi en geldbedrag

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.J.M. van der Putten, een klaagschrift indiende op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was gericht op de opheffing van de inbeslagname van een Audi en een geldbedrag van 240 euro, die op 6 november 2022 in beslag waren genomen in het kader van een strafzaak tegen klager. Klager stelde dat de Audi en het geld toebehoorden aan zijn vader, [belanghebbende], en dat hij deze had geleend. De officier van justitie, mr. G. Oosteveld, was van mening dat het beslag op de Audi moest blijven, omdat de kans groot was dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring zou besluiten.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 28 februari 2023 werd de belanghebbende, [belanghebbende], niet gehoord. Klager voerde aan dat zijn vader afhankelijk was van de Audi voor ziekenhuisbezoeken en dat het geld bedoeld was voor reparaties. De rechtbank oordeelde dat klager geen belanghebbende was, omdat hij niet de rechthebbende was van de inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift, omdat de wet niet toestaat dat een teruggave aan een ander dan de klager wordt gelast.

De beslissing werd genomen door mr. T.M. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-289123-22
rk.nummer: 22-026131
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. W.J.M. van der Putten, advocaat te Goirle, op het adres Tilburgseweg 213, 5051 AG Goirle.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 6 november 2022 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen klager in beslag zijn genomen: een personenauto van het Audi A3 voorzien van het [kenteken] (hierna: de Audi) en een geldbedrag van 240 euro;
  • het klaagschrift, ingediend op 16 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 28 februari 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Oosteveld, klager en mr. W.J.M. van der Putten als raadsman van klager.
De belanghebbende, zijnde [belanghebbende] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan een ander dan klager. Daartoe is aangevoerd dat de op 6 november 2022 in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer onder klager inbeslaggenomen Audi en het geldbedrag van 240 euro toebehoren aan de vader van klager, zijnde [belanghebbende]. Klager had de Audi geleend van zijn vader. Zijn vader is afhankelijk van het vervoer met de Audi in verband met veelvuldige bezoeken aan het ziekenhuis Het in de auto aangetroffen geldbedrag was bestemd voor reparatie van de auto.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag op de Audi gehandhaafd dient te blijven nu zij het niet hoogst onwaarschijnlijk acht dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Audi zal bevelen. Uit het dossier blijkt voldoende dat klager en niet zijn vader, [belanghebbende], de feitelijke eigenaar is van de Audi.
De raadsman heeft in aanvulling op het klaagschrift in raadkamer aangevoerd dat hij geen enkele reden ziet om het beslag te handhaven. In aanvulling op het verzoek heeft [belanghebbende] een eigendomsbewijs overgelegd waaruit blijkt dat de Audi op zijn naam staat. Bovendien had [belanghebbende] de Audi pas drie dagen in zijn bezit alvorens deze in beslag werd genomen. De Audi dient te worden teruggegeven aan [belanghebbende] of aan klager. Hetzelfde geldt voor het inbeslaggenomen geldbedrag.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat de Audi pas op vrijdag op naam van zijn vader is gezet. Klager heeft de Audi vervolgens alleen gebruikt om ’s avonds even weg te gaan en om op zondag de auto voor zijn vader te wassen. Het inbeslaggenomen geldbedrag is van zijn vader en was bestemd voor reparatie van de Audi. Zijn vader is 83 jaar oud en niet meer heel erg bij de tijd.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
Klager heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen niet gesteld de rechthebbende te zijn, maar gesteld dat deze toebehoren aan zijn vader [belanghebbende]. Onder die omstandigheden is klager geen belanghebbende. De klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het beklag. De wet kent bovendien niet de mogelijkheid dat op verzoek van een klager teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan een ander dan die klager wordt gelast, zodat klager ook om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het beklag.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift.
Deze beslissing is op 14 maart 2023 gegeven door mr. T.M. Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).