ECLI:NL:RBZWB:2023:1650

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
22-026211
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten van rechtsbijstand ex artikel 530 Sv

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 17 november 2022 ter griffie was ingekomen. Verzoeker, geboren in 1998 en woonachtig te 's-Hertogenbosch, had verzocht om een vergoeding van € 2.815,07 voor kosten van rechtsbijstand, te vermeerderen met een forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. G. van Oosterveld, heeft in raadkamer gepersisteerd bij een schriftelijke reactie en stelde dat het verzoek toewijsbaar was tot een bedrag van € 2.667,81, maar dat de kosten voor bestudering van jurisprudentie niet vergoed konden worden.

Tijdens de zitting op 28 februari 2023 is de advocaat van verzoeker, mr. A.J.C.M. de Graaff, gehoord. Hij voerde aan dat de bestudering van jurisprudentie in dit geval noodzakelijk was vanwege de specifieke juridische materie die aan de onderliggende strafzaak ten grondslag lag. De rechtbank overwoog dat, hoewel van advocaten verwacht mag worden dat zij over de nodige algemene kennis beschikken, in dit geval de kosten voor de bestudering van jurisprudentie toewijsbaar waren. De rechtbank oordeelde dat de 18 minuten die in rekening waren gebracht voor deze bestudering passend waren.

De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.495,07, bestaande uit € 2.815,07 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. Deze beslissing is genomen door mr. T.M. Brouwer en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-143774-22
rk-nummer: 22-026211
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 17 november 2022, in de zaak:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.J.C.M. de Graaff te ‘s-Hertogenbosch, Rompertsebaan 70 (postadres: Postbus 174, 5201 AD 's -Hertogenbosch).
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.815,07, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 19 oktober 2022;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 28 februari 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. van Oosterveld, mr. A.J.C.M. de Graaff als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd bij mondelinge beslissing van de officier van justitie van 19 oktober 2022 de strafzaak met bovengenoemd parketnummer tegen verzoeker is geseponeerd. Verzoeker heeft kosten gemaakt voor de aan hem verleende rechtsbijstand in verband met verdenking van een strafbaar feit en acht het redelijk en billijk dat aan hem een vergoeding wordt toegekend van € 2.815,07, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat het verzoek toewijsbaar is tot een bedrag van € 2.667,81. De verzochte vergoeding vanwege bestudering jurisprudentie komt niet voor vergoeding in aanmerking ondanks dat er slechts 18 minuten door mr. De Graaff in rekening zijn gebracht. In de rechtspraak is bepaald dat van specialisten mag worden verwacht dat zij over de nodige kennis beschikken op hun vakgebied en in ieder geval geen kosten voor bestudering van onder andere jurisprudentie in rekening brengen, voor zover het algemene kenniservaring op hun vakgebied betreft.
Mr. De Graaff heeft in raadkamer in aanvulling op het verzoekschrift aangevoerd dat hij begrijpt dat van advocaten een algemene kenniservaring op hun vakgebied mag worden verwacht. Om die reden heeft hij voor bestudering van jurisprudentie ook slechts 18 minuten in rekening gebracht. Het betrof in dit geval echter specifieke en juridisch inhoudelijke materie - voorwaardelijk opzet en betrouwbaarheid van waarnemingen van verbalisanten - die volgens de advocaat niet onder algemene kennis valt en waarop onderliggende strafzaak eigenlijk ook enkel was gebaseerd.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.815,07, welke kosten mede zien op tijd die in rekening is gebracht ten behoeve van bestudering van jurisprudentie. De rechtbank acht het gehele verzoek toewijsbaar en overweegt daartoe als volgt.
In beginsel mag van specialisten en ook van jonge advocaten worden verwacht dat zij beschikken over de nodige algemene kennis op hun vakgebied en geen kosten voor bestudering van jurisprudentie in rekening brengen. De rechtbank is echter, gelet op de toelichting door de advocaat in raadkamer, van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat er in onderliggende strafzaak sprake was van specifieke en juridische materie en dat de kosten die ten behoeve van bestudering van jurisprudentie in rekening zijn gebracht toewijsbaar zijn. De rechtbank acht de in rekening gebracht 18 minuten ook passend bij de door de advocaat gegeven toelichting en deze komen haar niet onbillijk voor.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.495,07, bestaande uit:
- € 2.815,07 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.495,07zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Kurvers en Frencken Advocaten B.V., onder vermelding van “[betaalkenmerk]”.
Deze beslissing is op 14 maart 2023 gegeven door mr. T.M. Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).