Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 17 november 2022 ter griffie was ingekomen. Verzoeker, geboren in 1998 en woonachtig te 's-Hertogenbosch, had verzocht om een vergoeding van € 2.815,07 voor kosten van rechtsbijstand, te vermeerderen met een forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. G. van Oosterveld, heeft in raadkamer gepersisteerd bij een schriftelijke reactie en stelde dat het verzoek toewijsbaar was tot een bedrag van € 2.667,81, maar dat de kosten voor bestudering van jurisprudentie niet vergoed konden worden.
Tijdens de zitting op 28 februari 2023 is de advocaat van verzoeker, mr. A.J.C.M. de Graaff, gehoord. Hij voerde aan dat de bestudering van jurisprudentie in dit geval noodzakelijk was vanwege de specifieke juridische materie die aan de onderliggende strafzaak ten grondslag lag. De rechtbank overwoog dat, hoewel van advocaten verwacht mag worden dat zij over de nodige algemene kennis beschikken, in dit geval de kosten voor de bestudering van jurisprudentie toewijsbaar waren. De rechtbank oordeelde dat de 18 minuten die in rekening waren gebracht voor deze bestudering passend waren.
De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.495,07, bestaande uit € 2.815,07 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. Deze beslissing is genomen door mr. T.M. Brouwer en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.