ECLI:NL:RBZWB:2023:1596

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3166
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor woninguitbreiding in strijd met bestemmingsplan

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. Eisers hebben beroep ingesteld tegen een besluit van het college van 14 juni 2021, waarbij een omgevingsvergunning is verleend aan een derde partij voor de uitbreiding van hun woning. De eisers, die aan het perceel van de vergunninghouders wonen, betogen dat de vergunning in strijd is met het geldende bestemmingsplan en dat het nieuwe hekwerk niet voldoet aan het Bouwbesluit. Tijdens de zitting op 26 januari 2023 zijn eisers niet verschenen, terwijl de derde partij en hun gemachtigde wel aanwezig waren.

De rechtbank heeft de argumenten van eisers beoordeeld. Ten eerste stelden eisers dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het nieuwe hekwerk niet aan de eisen van het Bouwbesluit voldoet. De rechtbank concludeert echter dat de stelling van eisers berust op een onjuiste lezing van de planregels. De rechtbank volgt het college in de uitleg dat de planregel moet worden gelezen als dat bijgebouwen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de vrees van eisers dat de mechanische ventilatieafvoer van hun sauna wordt belemmerd door de uitbreiding ongegrond is, omdat de derde partij heeft aangegeven dat de ventilatieafvoer op een geschikte locatie is verplaatst. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eisers ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3166 WABO

uitspraak van 9 maart 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers], te [woonplaats], eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, verweerder.

Als derde partij hebben aan het geding deelgenomen
[vergunninghouders], te [woonplaats vergunninghouders], vergunninghouders.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 14 juni 2021 (bestreden besluit) inzake de aan derde partij verleende omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de woning op het perceel [naam perceel vergunninghouders] te [woonplaats vergunninghouders].
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 26 januari 2023. Eisers zijn niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger]. Derde partij zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde mr. S.K. Reijke.

Overwegingen

1. Derde partij heeft op 2 november 2020 een omgevingsvergunning gevraagd voor de uitbreiding van hun woning aan de [naam perceel vergunninghouders] te [woonplaats vergunninghouders].
Bij het primaire besluit van 10 december 2020 heeft het college de gevraagde vergunning verleend.
Eisers wonen op het adres [adres eisers] te [woonplaats] en hun woning grenst aan het perceel [naam perceel vergunninghouders] te [woonplaats vergunninghouders]. Zij hebben een bezwaarschrift ingediend tegen de verleende omgevingsvergunning.
Bij het bestreden besluit heeft het college, onder aanvulling van de motivering, de omgevingsvergunning in stand gelaten.
2. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat de omgevingsvergunning in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “[bestemmingsplan]”. Daarnaast hebben zij betoogd dat het nieuwe hekwerk op de scheiding van de erfgrens en de [perceel] niet voldoet aan het Bouwbesluit. Ten slotte vrezen eisers dat het functioneren van de mechanische ventilatieafvoer van hun sauna wordt belemmerd door de uitbreiding.
3.1
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “[bestemmingsplan]” rust op het perceel [naam perceel vergunninghouders] - voor zover hier van belang - de enkelbestemming “Gemengd” en de dubbelbestemming “Waarde – Beschermd Stadsgezicht”.
Artikel 7.1 van de planregels bepaalt dat de als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor onder meer wonen.
Ingevolge artikel 7.2.2, sub a en sub b, van de planregels mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak en mag het bouwvlak voor 100 % worden bebouwd.
Ingevolge artikel 7.2.3, sub a, van de planregels mogen bijgebouwen zowel binnen als bouwvlak worden gebouwd
.
Daarnaast bepaalt artikel 7.2.3, sub e, van de planregels dat buiten het bouwvlak het maximum bebouwingspercentage 50% van het gehele bouwperceel bedraagt, met een maximum van 100 m2 per hoofdgebouw.
Artikel 1.31 van de planregels definieert bijgebouw als een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en/of afmeting ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
3.2
Ter zitting is vastgesteld dat in artikel 7.2.3, sub a, van de planregels een woord is weggevallen. Mede gelet op artikel 7.2.2, sub a en artikel 7.2.3, sub e, kan de rechtbank het college volgen in de uitleg dat deze planregel moet worden gelezen als: bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
4. Volgens eisers is de omgevingsvergunning in strijd is met artikel 7.2.3, sub e, van de planregels, omdat volgens hen maximaal 50% van het totale bouwperceel bebouwd mag worden. Omdat het totale bouwperceel 90 m2 is, mag 45 m2 bebouwd worden en aangezien de huidige bebouwing al 66 m2 is, brengt de extra bebouwing van de patio (11 m2) de reeds bestaande overschrijding op 32 m2, aldus eisers.
4.1
Naar het oordeel van de rechtbank berust deze stelling van eisers op een onjuiste lezing van artikel 7.2.3, sub e, van de planregels. Eisers miskennen dat deze bepaling ziet op de bebouwing buiten het bouwvlak. Bepaald is dat buiten het bouwvlak het bebouwingspercentage is gekoppeld aan 50% van het gehele bouwperceel, met een maximum van 100 m2 per hoofdgebouw. Partijen zijn het er over eens dat het gehele bouwperceel 90 m2 groot is. 50 % hiervan is 45 m2. De oppervlakte buiten het bouwvlak mag dus met 45 m2 bebouwd worden. Omdat de oppervlakte buiten het bouwvlak kleiner is dan 45 m2, kan de rechtbank het college volgen in het standpunt dat het gehele bouwperceel bebouwd mag worden. De stelling van eisers dat de omgevingsvergunning in strijd is met artikel 7.2.3, sub e, van de planregels, slaagt dus niet.
5. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, van het Bouwbesluit heeft een voor personen bestemde vloer bij een rand een niet beweegbare afscheiding als die rand meer dan 1 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water.
Artikel 2.20, eerste lid, van het Bouwbesluit bepaalt dat een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17 of een constructieonderdeel dat, installatie die of onderdeel van een installatie dat aan of naast een dergelijke afscheiding is geplaatst, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden heeft tussen 0,2 m en 0,7 m boven een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan.
5.1
Volgens eisers voldoet het nieuwe hekwerk ter plaatse van de erfgrens met de [perceel] niet aan dit artikel van het Bouwbesluit, omdat er tussen de vier horizontale buizen duidelijke opstapmogelijkheden zijn tussen 0,2 m en 0,7 m.
5.2
De rechtbank overweegt dat de (resterende) patio meer dan 1 m lager ligt en dat het hekwerk ter afscheiding van deze ruimte daarom moet voldoen aan de desbetreffende eisen uit het Bouwbesluit. Op de bij de omgevingsvergunning behorende bouwtekening is een hekwerk ingetekend met vier horizontale buizen. Uit deze tekening is niet af te leiden hoe hoog de ruimten tussen de buizen zijn. Er is geen detailtekening van het hekwerk waarop de afmetingen zijn af te lezen, maar dit wil niet zeggen dat op voorhand geoordeeld moet worden dat het hekwerk niet voldoet aan artikel 2.20, eerste lid, van het Bouwbesluit. Aan de omgevingsvergunning is het voorschrift verbonden dat moet worden gebouwd in overeenstemming met het Bouwbesluit. Ter zitting is aangegeven dat ter plaatse nog steeds het bestaande hekwerk met de verticale spijlen aanwezig is. Vergunninghouder is nog niet toegekomen aan plaatsing van het nieuwe hekwerk, maar bij de gereedmelding is het aan het college om te beoordelen of het nieuwe hekwerk aan de eisen van het Bouwbesluit voldoet. Deze beroepsgrond van eisers kan daarom niet slagen.
6. De vrees van eisers dat de mechanische ventilatieafvoer van hun sauna wordt belemmerd door de uitbreiding, is naar het oordeel van de rechtbank ongegrond. Derde partij heeft ter zitting uiteen gezet dat de uitgang van het ventilatiekanaal overeenkomstig de desbetreffende bouwtekening is verplaatst naar een locatie waar de ventilatie ongehinderd kan worden afgevoerd.
7. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eisers ongegrond verklaard moet worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 9 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier A.G.J.M. de Weert, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.