In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. R. Aboukir, beroep ingesteld tegen besluiten van het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om verlenging van een bijstandsuitkering op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) en de terugvordering van eerder ontvangen bijstandsuitkeringen. De rechtbank heeft op 9 maart 2023 uitspraak gedaan.
Eisers hebben in 2020 bezwaar gemaakt tegen de besluiten van Baanbrekers, die hun aanvraag om verlenging van de bijstandsuitkering afwees en het recht op bijstandsuitkering over een bepaalde periode introk. Baanbrekers stelde dat eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd van hun financiële situatie en dat er sprake was van een niet inzichtelijke middelenstroom. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, omdat zij niet aannemelijk hebben gemaakt hoe zij in hun levensonderhoud hebben voorzien en omdat de boekhouding niet accuraat was.
De rechtbank oordeelde dat Baanbrekers terecht de aanvraag om verlenging van de bijstandsuitkering heeft afgewezen en de onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering heeft teruggevorderd. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de eisers niet in hun stelling konden worden gevolgd dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen zou hebben. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.