ECLI:NL:RBZWB:2023:1574
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de kenbaarheid van parkeerregels
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 15 september 2021 een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, omdat deze geen parkeerbelasting had voldaan. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De belanghebbende erkent dat hij zijn auto heeft geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was, maar stelt dat hij niet op de hoogte was van deze verplichting. Hij had de parkeercontroleur om advies gevraagd en kreeg te horen dat hij zijn auto verderop kon parkeren, wat hij interpreteerde als het verlaten van de betaald parkeren zone. De rechtbank overweegt dat de verplichting om parkeerbelasting te betalen kan blijken uit de aanwezigheid van parkeerapparatuur of borden in de omgeving. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de parkeerbelasting kenbaar was en dat de belanghebbende zijn onderzoeksplicht niet heeft nageleefd.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft en dat de belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.