Op 10 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen [naam verzoekster] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 24 november 2022, waarin een omgevingsvergunning werd verleend voor de verlenging van een tijdelijke vergunning voor een mast. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij zij bezwaar maakte tegen de duur van de tijdelijke verlenging van de vergunning. De gemachtigde van verzoekster gaf aan dat het verzoek om voorlopige voorziening zou worden ingetrokken als het college een herstelbesluit zou nemen met een maximale duur van 6 maanden.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft het college telefonisch aan de rechtbank medegedeeld dat een herstelbesluit zou volgen, waarin de duur van de tijdelijke vergunning op 6 maanden zou worden vastgesteld. Op 13 februari 2023 heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college kreeg de gelegenheid om hierop te reageren, maar de rechtbank ontving geen reactie.
De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat het college tegemoet was gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening en heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. Het college werd veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837,- voor rechtsbijstand, en moest ook het griffierecht van € 365,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier mr. N. van Asten, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2023.