ECLI:NL:RBZWB:2023:1517

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 23_488 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure betreffende omgevingsvergunning

Op 10 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen [naam verzoekster] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 24 november 2022, waarin een omgevingsvergunning werd verleend voor de verlenging van een tijdelijke vergunning voor een mast. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij zij bezwaar maakte tegen de duur van de tijdelijke verlenging van de vergunning. De gemachtigde van verzoekster gaf aan dat het verzoek om voorlopige voorziening zou worden ingetrokken als het college een herstelbesluit zou nemen met een maximale duur van 6 maanden.

Naar aanleiding van dit verzoek heeft het college telefonisch aan de rechtbank medegedeeld dat een herstelbesluit zou volgen, waarin de duur van de tijdelijke vergunning op 6 maanden zou worden vastgesteld. Op 13 februari 2023 heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college kreeg de gelegenheid om hierop te reageren, maar de rechtbank ontving geen reactie.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat het college tegemoet was gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening en heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. Het college werd veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837,- voor rechtsbijstand, en moest ook het griffierecht van € 365,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier mr. N. van Asten, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/488

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 maart 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster] B.V., uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: mr. D.J.A. van den Berg),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 november 2022 (bestreden besluit) van het college over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het verlengen van een tijdelijke vergunning voor de duur van 12 maanden voor een mast op het adres [adres] te [plaatsnaam] . Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Een van de bezwaren van verzoekster was gericht tegen de duur van de tijdelijke verlenging. De aanvraag zag op een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van 6 maanden. Telefonisch heeft de gemachtigde van verzoekster aangegeven dat het verzoek om voorlopige voorziening zal worden ingetrokken als het college een herstelbesluit neemt waarin de duur van de tijdelijke verlenging op maximaal 6 maanden wordt gesteld.
Naar aanleiding van het ingediende verzoek om voorlopige voorziening heeft het college telefonisch aan de rechtbank medegedeeld dat een herstelbesluit zal volgen, waarin de duur van de tijdelijke vergunning overeenkomstig de aanvraag op 6 maanden zal worden bepaald.
Vervolgens heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening op 13 februari 2023 ingetrokken, met het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college is bij brief van 14 februari 2023 in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. De rechtbank heeft geen reactie ontvangen.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op het hiervoor weergegeven procesverloop is het college tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekster. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- ( 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een wegingsfactor 1). Daarnaast zal de voorzieningenrechter het college opdragen om het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-;
  • draagt het college op om het griffierecht van € 365,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2023.
N. van Asten, griffier
R.P. Broeders, voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.