ECLI:NL:RBZWB:2023:1516

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
02-160175-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met blijvende littekens door glas in gezicht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2023, is de verdachte beschuldigd van zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 februari 2022 in een café in Breda, waar de verdachte met een glas in het gezicht van het slachtoffer sloeg, wat leidde tot blijvende snijwonden en littekens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 7 februari 2023 heeft de officier van justitie de zware mishandeling als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, terwijl de verdediging geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de zware mishandeling en heeft een taakstraf van 200 uur opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen van in totaal € 4.157,29, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om dit deel bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-160175-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman: mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 februari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (heeft geprobeerd) een ander zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of die ander in elk geval heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft met een glas met kracht in het gezicht geslagen van aangever, waardoor het glas is gebroken. Aangever heeft als gevolg hiervan snijwonden in zijn gezicht opgelopen en heeft daaraan een blijvend litteken overgehouden. Dit heeft te gelden als zwaar lichamelijk letsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 20 februari 2022 in [café 1] in Breda met een glas in het gezicht van aangever heeft geslagen. Aangever heeft ten gevolge daarvan meerdere ontsierende snijwonden en littekens in zijn gezicht opgelopen, wat heeft te gelden als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde zware mishandeling, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
op 20 februari 2022 te Breda, aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere (ontsierende) snij- wonden in het gezicht heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een glazen voorwerp tegen het gezicht te slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 200 uren in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft in een café, zonder enige aanleiding, aangever met een glas in zijn gezicht geslagen. Aangever liep daardoor snijwonden op in zijn gezicht en heeft daar blijvende littekens aan overgehouden. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Aangever heeft niet alleen pijn en letsel ondervonden door toedoen van verdachte, maar ook heeft dit incident psychisch leed bij hem veroorzaakt. Aangever voelt zich niet meer veilig en is zijn zelfvertrouwen kwijt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met het uittreksel Justitiële Documentatie van 22 december 2022 waaruit blijkt dat hij in 2017 is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het rapport van 30 januari 2023 dat door Reclassering Nederland over verdachte is opgemaakt en de door de raadsman overgelegde informatie omtrent verdachte van het UWV en zijn begeleiders van [zorginstelling 1] en [zorginstelling 2] . Hieruit blijkt dat er verschillende risicofactoren aanwezig zijn in het leven van verdachte, waarin het psychosociaal functioneren de grootste risicofactor is. Verdachte is gediagnostiseerd met schizofrenie en ongespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Tevens is er sprake van polydrugsgebruik in langdurende remissie. Verdachte krijgt medicatie en wordt behandeld, waar hij goed aan meewerkt. Een langdurig reclasseringstoezicht lijkt dan ook niet geïndiceerd. Zowel de reclassering als de behandelaar van [zorginstelling 2] hebben geadviseerd geen gevangenisstraf op te leggen, omdat dit negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor het zorgtraject waar verdachte in zit.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard te zijn gestopt met het gebruiken van alcohol en drugs en dat het nu beter met hem gaat. Ook heeft verdachte ter zitting aangegeven dat hij zich het hele voorval niet kan herinneren en dat hij door zijn psychische toestand vaker last heeft van zijn geheugen. De rechtbank neemt in het voordeel van verdachte mee dat hij zichzelf heeft gemeld bij de politie toen hij zichzelf herkende op de beelden van Bureau Brabant.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een taakstraf van 200 uur passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden opleggen, gelet op de ernst van het feit.
Door aangever is verzocht om aan verdachte een locatieverbod op te leggen voor [café 1] , [café 2] en [café 3] in Breda. De rechtbank begrijpt dat aangever het een beangstigend idee vindt dat hij verdachte opnieuw tegen kan komen tijdens het uitgaan. Echter, uit het dossier blijkt dat de aanval van verdachte op aangever volstrekt willekeurig was. De rechtbank heeft dan ook geen redenen om aan te nemen dat aangever opnieuw in een uitgaansgelegenheid aangevallen zal worden door verdachte en ziet daarom onvoldoende aanleiding voor oplegging van een locatieverbod.

7.De benadeelde partij

7.1
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 12.554,09 voor het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De materiële schade
De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 5.051,09 aan materiële schade.
Schoonmaakkosten kleding, littekenzalf en camouflagecrème en huishoudelijke hulp
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5,00 ter zake schoonmaakkosten, € 65,69 ter zake littekenzalf en camouflagecrème en € 120,00 ter zake huishoudelijke hulp.
De rechtbank acht deze bedragen volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
Eigen risico zorgverzekering
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 385,00 ter zake eigen risico. De rechtbank wijst de vordering toe voor een bedrag van € 106,00. Dit bedrag is met stukken onderbouwd. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Eigen bijdrage/onvergoed gebleven ziektekosten
De benadeelde partij vordert een bedrag € 4.300,00 ter zake onvergoed gebleven ziektekosten, namelijk € 3.600,00 aan injecties en € 700,00 aan laserbehandelingen.
De rechtbank wijst het gevorderde voor de laserbehandelingen van € 700,00 toe. De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het voor de injecties gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd, aangezien thans niet vast staat dat benadeelde van de behandeling gebruik zal gaan maken. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Reis- en parkeerkosten
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 168,40 ter zake reis en -parkeerkosten
In de vordering stelt de benadeelde partij dat er reiskosten zijn gemaakt voor 5 EMDR-behandelingen. Dit zou gaan om een kilometervergoeding van € 0,30 per gereden kilometer. Voor de behandelingen zou in totaal 100 kilometer zijn afgelegd, waarvoor een totaalbedrag van € 30,00 wordt gevorderd. Uit het overgelegde bericht van de GZ-psycholoog van 13 januari 2023, blijkt dat de benadeelde partij inderdaad EMDR-therapie heeft ondergaan. De daarvoor gemaakte reiskosten acht de rechtbank toewijsbaar.
Dat geldt ook voor de reiskosten naar de ABC-kliniek, de advocaat, de rechtbank en de parkeerkosten. Deze zijn voldoende aannemelijk gemaakt.
Onder deze schadepost heeft benadeelde ook € 15,00 gevorderd voor kosten die zijn gemaakt om de persoon te bedanken die benadeelde naar het ziekenhuis heeft gebracht. De afstand die is afgelegd van het café naar het ziekenhuis wordt ingeschat op 12 kilometer, wat neerkomt op een totale kilometervergoeding € 7,20 wanneer gerekend wordt met 0,30 cent per kilometer. De rechtbank wijst deze post toe voor € 7,20.
Met inachtneming van het bovenstaande wijst de rechtbank in totaal toe € 160,60. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Telefoon- en portokosten
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 10,00 ter zake telefoon- en portokosten. De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De immateriële schade
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 7.500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Verdachte heeft benadeelde zwaar mishandeld door hem met een glas in het gezicht te slaan. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van deze normschending mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat, naast lichamelijk letsel, een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 3.000,00, welk bedrag zij zal toewijzen. In het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Totaal
De rechtbank wijst de vordering toe tot een totaalbedrag van € 4.157,29, bestaande uit
€ 1.157,29 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade. De rechtbank oordeelt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten vanaf 20 februari 2022.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair: Zware mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
100 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 4.157,29, waarvan € 1.157,29 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 4.157,29 te betalen, waarvan € 1.157,29 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 51 dagen gijzeling kunnen worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. A. Hello en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.W. Claassen en mr. J. de Haas, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 februari 2023.
Mr. Hello is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.