ECLI:NL:RBZWB:2023:1475

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
02/313335-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het vervoeren en afleveren van amfetamineolie met veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren en afleveren van ongeveer 64 liter amfetamineolie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 februari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van amfetamineolie, wat een overtreding van de Opiumwet inhoudt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 december 2022 met een auto naar een parkeerterrein in Tilburg is gereden, waar hij samen met een medeverdachte betrokken was bij het vervoeren van jerrycans met amfetamineolie. De politie trof de jerrycans aan in de auto van de verdachte, en er werd later een drugslaboratorium aangetroffen in het appartement van de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het afleveren en vervoeren van de amfetamineolie, ondanks de ontkenning van de verdachte.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 418 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De beslissing omvatte ook de verbeurdverklaring van een in beslag genomen auto en de teruggave van medicijnen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/313335-20
vonnis van de meervoudige kamer van 14 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2023, waarbij de officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ongeveer 64 liter amfetamineolie heeft bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van ongeveer 64 liter amfetamineolie, zoals ten laste is gelegd en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Opzet bij verdachte op het overtreden van de Opiumwet kan niet worden bewezen, ook niet in voorwaardelijke zin. Daarom moet vrijspraak volgen. Subsidiair zou slechts een bewezenverklaring kunnen volgen voor het vervoeren, afleveren en verstrekken van de amfetamineolie. Het dossier bevat geen bewijs voor medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 9 december 2022 met een auto naar het parkeerterrein van de [naam flat] in Tilburg is gereden. Daar heeft zijn medeverdachte een andere auto weggezet, zodat verdachte zijn auto op de vrijgekomen plek kon parkeren. Die medeverdachte heeft met een tilwagen lege dozen uit een berging van het flatgebouw gehaald en is samen met verdachte vanaf de achter in- en uitgang van het flatgebouw naar de auto van verdachte gelopen. Even later staan beiden bij de geopende achterklep van de auto van verdachte. Daar treft de politie zes jerrycans aan die in verhuisdozen zijn gezet en nog één jerrycan achter in de auto van verdachte. De jerrycans bevatten in totaal ongeveer 64 liter amfetamineolie. Verdachte is ter plaatse aangehouden. Zijn medeverdachte is gevlucht.
In de auto van verdachte lagen papieren van verdachte van de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel en een veiligheidsinformatieblad over methylalcohol, een andere stofnaam voor methanol. Methanol wordt samen met zwavelzuur gebruikt om amfetamineolie te kristalliseren naar amfetaminepasta. De dag na de aanhouding van verdachte is in de [naam flat] in het appartement op [huisnummer] een drugslaboratorium aangetroffen voor met name die bewerking: het kristalliseren van amfetamineolie in amfetaminepasta. In dat appartement/drugslab zijn vijf gasmaskers in beslag genomen. Op twee daarvan zit dna-materiaal dat afkomstig kan zijn van verdachte met een bewijskracht van meer dan 1 miljard. Datzelfde geldt voor het dna van zijn medeverdachte op drie andere gasmaskers.
Gelet op het voorgaande wordt de verklaring van verdachte op zitting dat hij niet wist waar het om ging als volstrekt ongeloofwaardig terzijde geschoven. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander opzettelijk ongeveer 64 liter amfetamineolie heeft afgeleverd en vervoerd, zoals hierna onder 4.4 weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 9 december 2020 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft
afgeleverd en vervoerd ongeveer 64 liter amfetamineolie, zijnde amfetamineolie een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij zowel voor als na het onderhavige feit geen strafbare feiten heeft gepleegd. Verzocht wordt om geen langere gevangenisstraf op te leggen dan verdachte in voorarrest reeds heeft uitgezeten en daarnaast te volstaan met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 9 december 2020 ongeveer 64 liter amfetamineolie vervoerd en afgeleverd bij de [naam flat] in Tilburg waar zijn medeverdachte op hem stond te wachten. Weliswaar was verdachte hiervoor niet eerder met justitie in aanraking gekomen, maar met deze hoeveelheid amfetamineolie kon tussen de 115 en 153 kilo onversneden natte amfetamine pasta worden gemaakt. Bovendien is een laboratorium voor dat omzettingsproces een dag later aangetroffen in een appartement van de [naam flat]. Daarbij bleek het dna van verdachte op twee gasmaskers te zitten. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat verdachte op zitting tegen beter weten in de rol van onschuldige heeft geprobeerd te spelen.
Het is algemeen bekend dat de productie van synthetische drugs zeer schadelijk is voor de volksgezondheid en bovenal voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de productie vrijwel altijd illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Het vervoer van de benodigde hulpmiddelen en chemicaliën kan bovendien levensgevaarlijk zijn. Zowel de productie van een synthetische drug als het daaruit voortkomende chemische afval en het dumpen van dat afval is maatschappelijk ontwrichtend. De productie en bewerking van synthetische harddrugs dienen dan ook krachtig te worden bestreden.
Gelet op de rol en proceshouding van verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend en geboden. Na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 5 februari 2021 is verdachte echter niet meer met justitie in aanraking gekomen. Op zitting is bovendien gebleken dat verdachte een relatie, werk en een eigen woning heeft. Een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkelingen kunnen doorkruisen. Na twee jaar geschorste voorlopige hechtenis zal de rechtbank zal dan ook kiezen voor een andere strafmodaliteit dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Tot slot heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen dat de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden kort is overschreden. Die termijn begon bij de inverzekeringstelling van verdachte op 10 december 2020 en eindigt op 14 maart 2023 als dit vonnis wordt gewezen. De redelijke termijn van twee jaar voor de berechting in eerste aanleg is overschreden met een periode van drie maanden. Dat levert volgens de Hoge Raad een strafvermindering van vijf procent op.
Alles afwegende zal de rechtbank een verdachte een gevangenisstraf opleggen van 418 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Die langere proeftijd is nodig om verdachte te stimuleren weg te blijven bij de makkelijke hoge verdiensten van de productie van en handel in drugs. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (een personenauto) is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat verdachte als feitelijk gebruiker dit voorwerp ten eigen bate kan aanwenden en het feit is begaan met behulp van dit voorwerp.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (medicijnen) aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de
Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 418 (vierhonderdachttien) dagen, waarvan 360 (driehonderdzestig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uur;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, [kenteken], waarde 1500, (omschrijving: G2279491, zwart, merk: Fiat, [chassissnummer], bouwjaar 2010);
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten twintig stuks medicijnen (Omschrijving: G2279485).
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en
mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 maart 2023.