ECLI:NL:RBZWB:2023:1471

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
10311980_E08032023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.J.M. Hofman
  • Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een voertuig aan pandhouder in kort geding

In deze zaak heeft de rechtspersoon naar buitenlands recht, Santander Consumer Finance S.A., rechtsopvolger van Santander Consumer Finance Benelux B.V., een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die niet is verschenen. De eisende partij vordert de afgifte van een Mercedes Benz A200, die als onderpand dient voor een lening die de gedaagde heeft afgesloten. De procedure is gestart met een dagvaarding op 3 februari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 februari 2023. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde al geruime tijd in gebreke is met het betalen van de maandelijkse termijnen van de lening en dat Santander een pandrecht op de auto heeft verkregen. De kantonrechter heeft ambtshalve de bevoegdheid en het toepasselijke recht getoetst en vastgesteld dat hij bevoegd is op basis van de Brussel I-bis verordening, aangezien de gedaagde in Nederland woont. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor Santander, omdat de waarde van de auto afneemt en de gedaagde weigert de auto af te geven. De vordering van Santander is toegewezen, met de bepaling dat de gedaagde een dwangsom verbeurt indien hij niet binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan de veroordeling voldoet. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 787,43. Het vonnis is uitgesproken op 8 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10311980 \ VV EXPL 23-5
Vonnis in kort geding van 8 maart 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
SANTANDER CONSUMER FINANCE S.A. rechtsopvolger van de besloten vennootschap SANTANDER CONSUMER FINANCE BENELUX B.V.,
gevestigd te Madrid (Spanje ) en kantoorhoudende te Utrecht ,
eisende partij,
hierna te noemen: Santander ,
gemachtigde: [naam] gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 3 februari 2023 met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 februari 2023. Op de zitting is de heer mr. H.J.M. Hofman, werkzaam bij [naam] gerechtsdeurwaarders, de gemachtigde van Santander , verschenen. [gedaagde] is niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

2.Het geschil

2.1.
Santander vordert – samengevat – afgifte van een Mercedes Benz A200 met [kenteken] onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 16.500,00 voor ieder dag na betekening van het vonnis dat [gedaagde] in gebreke blijft, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
Santander legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met [gedaagde] een overeenkomst van geldlening heeft gesloten. Met het geld van deze lening heeft [gedaagde] een auto aangeschaft. Tot zekerheid van de geldlening heeft Santander een pandrecht op de auto verkregen. [gedaagde] is al geruime tijd in gebreke met betaling van de maandelijkse termijnen van de geldlening. Santander heeft daarom op grond van haar pandrecht aangedrongen tot afgifte van de auto, maar [gedaagde] wil daaraan niet meewerken.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
  • Santander heeft met [gedaagde] een overeenkomst van geldlening gesloten. Met het geld van deze lening heeft [gedaagde] een Mercedes Benz A200 met [kenteken] aangeschaft.
  • Tot zekerheid van de terugbetaling van de lening is op deze auto een pandrecht gevestigd ten behoeve van Santander .
  • [gedaagde] betaalt al sinds maart 2022 zijn maandelijkse termijnen niet meer. Hoewel [gedaagde] is aangemaand, heeft Santander geen betaling meer ontvangen. Santander heeft daarom op grond van de op de overeenkomst toepasselijke voorwaarden het gehele restant van de geldlening van [gedaagde] opgeëist. Per 27 december 2022 bedraagt de hoofdsom € 16.615,04.
3.2.
Gelet op het feit dat Santander een vennootschap naar buitenlands recht is en de zaak daarom een internationaal aspect heeft, dient de kantonrechter ambtshalve te toetsen of hij bevoegd is en wat het toepasselijk recht is. De bevoegdheidsvraag moet beantwoord worden aan de hand van de Brussel I-bis verordening aangezien het hier gaat om een burgerlijke zaak. Omdat [gedaagde] zijn woonplaats heeft in Nederland, is de kantonrechter op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I-bis verordening bevoegd. De zaak gaat over de uitoefening van het pandrecht op een auto. Omdat de auto zich ten tijde van het vestigen van het pandrecht in Nederland bevond, is op grond van artikel 10:127 lid 1 jo. lid 5 BW Nederlands recht van toepassing.
3.3.
[gedaagde] is, hoewel behoorlijk gedagvaard met inachtneming van de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten, niet ter zitting verschenen, zodat tegen haar verstek is verleend.
3.4.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of Santander ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat Santander een spoedeisend belang heeft. Dat spoedeisend belang is erin gelegen dat [gedaagde] al geruime tijd niet meer betaald en weigert de auto af te geven aan Santander . De auto wordt ondertussen met de dag minder waard. Santander heeft er belang bij om de auto zo spoedig mogelijk veilig te stellen zodat zij haar pandrecht kan executeren.
3.6.
De vorderingen komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze zullen worden toegewezen, met dien verstande dat [gedaagde] de dwangsom pas twee dagen na betekening van het vonnis zal gaan verbeuren, zodat [gedaagde] de kans krijgt om te voldoen aan het vonnis zonder verbeurte van een dwangsom.
3.7.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Santander als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,43
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
529,00
Totaal
787,43

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
beveelt [gedaagde] tot teruggave althans afgifte van de aan Santander verpande roerende zaak, te weten: een Mercedes Bens A200 met [kenteken] , met sleutels, kentekenbewijzen en al hetgeen blijkens de overeenkomst deel uitmaakt van het object,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Santander een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan na twee dagen na betekening van dit vonnis dat hij niet aan de veroordeling in 4.1 voldoet, tot een maximum van € 16.500,00 is bereikt,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde Santander tot dit vonnis vastgesteld op € 787,43,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.