ECLI:NL:RBZWB:2023:1463

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3303
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering naturalisatie op basis van twijfel over identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de naturalisatie van een eiser met de Guinese nationaliteit. Eiser had een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van het Nederlanderschap, maar deze aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat er gerede twijfel bestond over zijn identiteit en geboortedatum. Eiser stelde dat hij op 10 juni 1983 was geboren, maar de staatssecretaris had twijfels over deze geboortedatum op basis van een leeftijdsonderzoek dat had aangetoond dat eiser ten tijde van zijn asielaanvraag meerderjarig was. Eiser had eerder asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat de identiteit van eiser niet buiten twijfel stond, en dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn geboortedatum te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op basis van de beschikbare informatie bevoegd was om de naturalisatieaanvraag af te wijzen. Eiser had ook aangevoerd dat hij in bezwaar had moeten worden gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende informatie had om het bezwaar ongegrond te verklaren zonder een hoorzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3303 RWNL

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek-de Graaf).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om verkrijging van het Nederlanderschap (naturalisatie) ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld in Middelburg. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser stelt te zijn geboren op 10 juni 1983 en de Guinese nationaliteit te bezitten.
2. Op 10 november 1999 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Bij besluit van 4 mei 2001 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij besluit van 3 februari 2005 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit staat in rechte vast.
3. Met ingang van 15 juni 2007 is eiser in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (de Ranov-regeling).
4. Op 11 april 2017 heeft eiser een aanvraag om naturalisatie ingediend. Bij besluit van 24 januari 2019 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Dit besluit staat in rechte vast.
5. Op 18 mei 2020 heeft eiser opnieuw een aanvraag om naturalisatie ingediend. Bij besluit van 28 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Verweerder heeft daartoe overwogen dat er gerede twijfel bestaat over eisers identiteit en nationaliteit. Daarbij wijst verweerder erop dat uit het verslag van het leeftijdsonderzoek van 23 januari 2001, bevestigd op 15 juli 2004, is gebleken dat eiser niet de geboortedatum 10 juni 1983 kan hebben. De door eiser overgelegde en echt bevonden identificerende documenten kunnen volgens verweerder de twijfel niet wegnemen, omdat hierop dezelfde geboortedatum van 10 juni 1983 is opgenomen en door middel van documentonderzoek niet kan worden vastgesteld of documenten inhoudelijk juist zijn.
6. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard.
Gronden
7. Volgens eiser twijfelt verweerder ten onrechte aan zijn identiteit. Eiser voert aan dat op alle door hem overgelegde identificerende documenten de geboortedatum 10 juni 1983 is opgenomen, dat deze geboortedatum door de gemeente Vlissingen is overgenomen in de Basisregistratie personen (BRP) en dat verweerder volgens vaste jurisprudentie moet uitgaan van de gegevens in de BRP. Eiser beroept zich in dit verband op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1836.
8. Daarnaast voert eiser aan dat er naar aanleiding van zijn eerste afgewezen naturalisatieverzoek intensief contact is geweest tussen de gemeente Vlissingen en verweerder en dat daarbij zijn geboortedatum nooit als een probleem naar voren is gekomen. Volgens eiser mocht hij er daarom op vertrouwen dat dit later niet alsnog aan hem zou worden tegengeworpen. Hierbij beroept eiser zich op de uitspraak van de Afdeling van 29 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2180.
9. Eerst ter zitting heeft eiser aangevoerd dat verweerder hem ten onrechte in bezwaar niet heeft gehoord om te bespreken wat er volgens verweerder nog schortte aan de onderbouwing van de aanvraag.
Kader
10. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) verleent verweerder met inachtneming van hoofdstuk 4 van de RWN het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.
11. Op grond van artikel 31, eerste lid, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, voor zover hier van belang, verstrekt de verzoeker bij de indiening van het naturalisatieverzoek gegevens over zijn identiteit en nationaliteit. Op grond van het vijfde lid kan verweerder verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten.
12. Volgens onderdeel 7-alg, paragraaf 3, van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 moet de verzoeker zekerheid verschaffen over zijn identiteit en nationaliteit.
13. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:851, blijkt dat naturalisatie wegens de daaraan verbonden gevolgen een zaak van groot gewicht is en dat verweerder daarom bevoegd is om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde identiteit en nationaliteit van de verzoeker te verlangen.
Beoordeling
14. Het kader zoals hiervoor weergegeven maakt duidelijk dat de identiteit van degene die om naturalisatie verzoekt buiten twijfel moet staan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat hieraan in het geval van eiser niet is voldaan en overweegt daartoe als volgt.
15. Niet bekend is op basis van welke brondocumenten de door eiser overgelegde identificerende documenten (paspoort en identiteitskaart) met daarop de geboortedatum 10 juni 1983 zijn opgesteld. Eisers stelling dat dit is gebeurd op basis van zijn geboorteakte die verloren is gegaan bij een brand in 2017 in de archieven van de gemeente Boké te Guinee is niet onderbouwd. Weliswaar zijn de identificerende documenten echt bevonden door het Bureau Documenten van verweerder, maar met een documentonderzoek kan niet worden beoordeeld of de in de betreffende documenten opgenomen inhoud juist is. De door eiser opgegeven geboortedatum is overgenomen in de BRP. Volgens de jurisprudentie moet in beginsel van de juistheid van de BRP worden uitgegaan. Maar dit ligt anders als er reden bestaat om daaraan te twijfelen.
16. In het leeftijdsonderzoek van 23 januari 2001, bevestigd op 15 juli 2004, is door middel van röntgenonderzoek bepaald dat eiser ten tijde van zijn asielaanvraag meerderjarig was. Dit leidt tot twijfel aan de door eiser opgegeven geboortedatum van 10 juni 1983. Deze brengt namelijk met zich dat eiser ten tijde van zijn asielaanvraag 16 jaar oud zou zijn geweest. Het leeftijdsonderzoek is een deskundigenbericht dat eiser niet met een contra-expertise heeft weerlegd. Eiser heeft wel een e-mail van de gemeente Vlissingen van 26 september 2022 overgelegd. Daarin staat dat eisers geboortedatum in de BRP niet zal worden gewijzigd omdat röntgenonderzoek volgens de gemeente Vlissingen geen nauwkeurig geboortejaar oplevert. Dit acht de rechtbank onvoldoende omdat deze stelling verder niet wordt toegelicht en omdat eisers opgegeven geboortedatum en eisers geboortedatum volgens het leeftijdsonderzoek meerdere jaren uit elkaar liggen.
17. Verder wijst eiser erop dat hij zijn geboortedatum met het oog op deze procedure opnieuw tardief heeft laten vaststellen in Guinee. Daartoe wijst hij in het bijzonder op het door hem overgelegde
judgement suppletifvan 30 augustus 2018, waarop staat dat door twee lokale getuigen is bevestigd dat hij is geboren op 10 juni 1983. Dit document maakt echter niet inzichtelijk of, en zo ja via welke procedure, het tardief registreren van geboortedata in Guinee mogelijk is. Aan dit document kan daarom niet de waarde worden gehecht die eiser daaraan gehecht wenst te zien. Het door eiser aangehaalde onderdeel van het Algemeen ambtsbericht in zake Guinee van de minister van Buitenlandse Zaken van 23 juni 2014 over het nieuwe paspoort in Guinee maakt het bovenstaande niet alsnog inzichtelijk.
18. Uit de door eiser overgelegde correspondentie tussen de gemeente Vlissingen en verweerder kan niet worden opgemaakt dat aan eiser de toezegging is gedaan dat er niet zou worden getwijfeld aan zijn geboortedatum. De enkele omstandigheid dat eisers geboortedatum in deze correspondentie niet wordt besproken, is onvoldoende voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel.
19. Volgens eiser had verweerder hem in bezwaar moeten horen om de gerezen problemen bij de onderbouwing van de aanvraag te bespreken. Deze problemen blijken echter al duidelijk uit het primaire besluit en gesteld noch gebleken is dat het voor eiser en zijn gemachtigde onvoldoende duidelijk was waar het volgens verweerder aan schortte. Gelet op wat hiervoor is overwogen, mocht verweerder uit het bezwaarschrift, gelezen in relatie tot het primaire besluit, meteen afleiden dat het bezwaar ongegrond was. Er kon daarom op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht wordt afgezien van het horen van eiser in bezwaar.
20. Het beroep is ongegrond.
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 2 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.