ECLI:NL:RBZWB:2023:1459

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5587
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake het verkrijgen van uitsluitsel en inzicht over verwerkte persoonsgegevens door de minister van Defensie

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 3 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Defensie van 11 november 2021 beoordeeld. Eiser had verzocht om uitsluitsel en inzicht in de verwerkte persoonsgegevens die door het Land Information Manoevere Centre (LIMC) zijn verwerkt. De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als een vertegenwoordiger van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister het verzoek van eiser terecht heeft behandeld op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), ondanks dat eiser zijn verzoek als een WOB-verzoek had ingediend. De minister had in zijn besluit van 4 juni 2021 aangegeven dat er geen persoonsgegevens van eiser waren aangetroffen in de rapportages van het LIMC. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de commissie advisering bezwaarschriften Defensie adviseerde om het bezwaar ongegrond te verklaren.

De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn persoonsgegevens wel in de bestanden van het LIMC zijn opgenomen. De rechtbank stelt vast dat de minister zorgvuldig heeft gezocht naar de gevraagde gegevens en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het verzoek onjuist is behandeld. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn persoonsgegevens in de rapportages zijn opgenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5587 AVG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

en

de minister van Defensie, de minister.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 11 november 2021 (bestreden besluit), inzake het verkrijgen van uitsluitsel en inzicht over de verwerkte persoonsgegevens van eiser.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de namens de minister [naam minister].

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de het verzoek tot het verkrijgen van uitsluitsel en inzicht over de verwerkte persoonsgegevens van eiser binnen de rapportages van het Land Information Manoevere Centre (hierna: LIMC). Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3 De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Eiser heeft op 21 november 2020 een verzoek ingediend tot openbaarmaking van de gegevens van eiser binnen de rapportages van het LIMC en vergelijkbare bestanden, indien eiser zijn gegevens hierin zijn opgenomen. Eiser heeft zijn verzoek ingediend als een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: WOB).
De minister heeft dit gekwalificeerd als een verzoek ingevolge de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (de Algemene Verordening Gegevensbescherming, hierna: AVG).
De minister heeft met het besluit van 4 juni 2021 besloten het verzoek van eiser toe te wijzen op grond van artikel 15 van de AVG. Volgens de minister zijn de persoonsgegevens van eiser niet aangetroffen in de rapportages van het LIMC.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
De commissie advisering bezwaarschriften Defensie heeft geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren en het besluit van 4 juni 2021 in stand te laten.
De minister heeft met het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
AVG-verzoek
4.1
Hoewel eiser zijn verzoek om informatie als een WOB-verzoek heeft ingediend, heeft de minister dat verzoek behandeld op basis van de AVG. Na ontvangst van het verzoek heeft de minister dat ook kenbaar gemaakt aan eiser en die heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt en ook thans daar geen beroepsgronden tegen gericht. De rechtbank zal het verzoek om informatie dan ook als een AVG-verzoek beoordelen.
4.2
Eiser heeft betoogd dat de minister ten onrechte het AVG-verzoek beperkt heeft opgevat. Eiser meent dat zijn verzoek op alle denkbare informatie ziet, op welke informatiedrager dan ook. Een groot deel van de familie van eiser is sinds de jaren 60 in dienst geweest bij het Ministerie van Defensie. Daarnaast is eiser gekeurd voor de dienstplicht. Hier zouden stukken van moeten zijn.
4.3
De minister heeft betoogd eiser in zijn verzoek heeft gevraagd om openbaarmaking van de gegevens van eiser binnen de rapportages van het LIMC en vergelijkbare bestanden. Daarnaast is tijdens de hoorzitting een nadere toelichting gegeven aangaande de wijze waarop is gezocht naar mogelijk persoonsgegevens van eiser. Hieruit blijkt dat het onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het verzoek van eiser onjuist is behandeld. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het verzoek onjuist is behandeld en dat wel sprake zou zijn van persoonsgegevens in de bestanden van het LIMC.
4.4
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de AVG heeft een betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te krijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens.
4.5
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. [1]
4.6
De rechtbank is van oordeel dat het college terecht heeft geoordeeld dat geen persoonsgegevens zijn gevonden binnen de bestanden waarin in het verzoek van eiser om is verzocht. Eiser heeft in verzocht om het verstrekken van zijn persoonsgegevens in de rapportages van het LIMC en vergelijkbare bestanden. Eiser heeft in zijn bezwaarschrift aangevoerd dat hij graag inzage wil in zijn persoonsgegevens in alle bestanden die onder de minister berusten, maar de minister heeft zijn onderzoek terecht beperkt tot hetgeen waar in het verzoek om is verzocht. Indien eiser inzage wil in zijn persoonsgegevens in andere bestanden die onder de minister berusten, moet eiser hierom expliciet verzoeken in een nieuw verzoek. Het staat eiser vrij om dit alsnog te doen.
4.6
De minister heeft inzicht gegeven over hoe is gezocht naar de persoonsgegevens van eiser. De rechtbank acht het niet ongeloofwaardig dat de minister de persoonsgegevens van eiser niet heeft gevonden. Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat zijn persoonsgegevens wel voorkomen in de bestanden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in het rapport van het LIMC en vergelijkbare bestanden wel persoonsgegevens van eiser zijn opgenomen. Dat eiser heeft betoogd dat hij ooit voor militaire dienstplicht is gekeurd, maakt nog niet dat hierover gegevens zijn opgenomen in het rapport van het LIMC en vergelijkbare bestanden. Het medisch keuren is immers geen onderdeel van de werkzaamheden van het LIMC.

Conclusie en gevolgen

7 Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 3 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
Artikel 15, eerste lid, van de AVG
De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
de verwerkingsdoeleinden;
de betrokkenen categorieën van persoonsgegevens;
de ontvangers of categorieën van ontvangers van wie die persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
dat de betrokkene het recht heeft een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
et bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking van de betrokkene.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:452.